Deel 12. Spel, Ontspanning en deugnieterij

Op school speelden we de seizoens gebonden spelen. Knikkeren werd gedaan op weg naar of van school in de straatgoot. Sommige knikkers hadden een hogere waarde dan anderen. Zo was een blood-alley het dubbele waard van een gewone alley; die moest twee maal geraakt worden vooraleer men die won. Grote knikkers hadden nog veel meer waarde. Sommigen speelden met stalen bollen van kogellagers. Die waren het veelvoud waard.
In de zomer werd er met de cobs gespeeld. (bikkelen). Er werden vijf gelijke steentjes gebruikt om het spel te spelen. Men legde de steentjes in de palm van de hand wierp ze naar boven, draaide vlug de hand om en liet ze vallen op uw omgedraaiede hand. Het aantal steentjes die op uw hand bleef liggen bepaalde het begin van het spel. Veronderstel dat er drie stenen op uw hand bleven liggen dan werden vijf stenen neersmijten, een steen werd er uitgehaald. Deze steen werd dan in de lucht geworpen en terwijl hij in de lucht hing trachten drie stenen van de grond in een keer op te rapen en daarna de overblijvende met de volgend opworp. De volgende stap was vier stenen oprapen en dan vijf. Indien men miste was het de beurt aan de andere.
In de herfst speelden we met de konkers (paardekastanjes). We gingen ze rapen onder de bomen. Er werd een gaatje in de konker geboord en er een koordje doorgestoken. Men speelde tegen elkaar. Een speler moet de konker van de tegenstrever trachten kapot te slaan met zijn konker. Indien men daarin slaagde werd de konker konker 1, enz. Veronderstel dat ge konker 9 had en de uwe werd stuk geslagen dan dingen uw punten over naar die van de tegenstrever. Sommige slimmerikken bakten hun konkers op de haard om ze hard te maken met het gevolg dat ze moeilijk stuk te krijgen waren.
Men had ook een alternatief gevonden voor het biggelen. Knoppen werden op de grond geworpen en men moest met behulp van een natte duim (speeksel) zoveel mogelijk knoppen op rapen. Viel er een knop af was het de beurt aan de andere.
Zowel meisjes als jongens speelden op straat. Als de meisjes in de koord sprongen en hun rokken waren een hindernis dan staken ze het onderste van hun rok tussen de pijpen van hun "knickers". De witte billen van de meisjes waren een revelatie voor de jongens.
Tijdens de speeltijd waren er altijd klein groepjes die het gemunt hadden op de sterkste jongen van de klas. Die van onze klas noemde Morris Groves. Hij werd door een groep jongens achtervolgd tot ze hem te pakken kregen die hem dan met de vuisten hard op de rug sloegen. Iemand moest zich als eerste opofferen om die sterke kerel vast te krijgen. Die kreeg natuurlijk de meeste slagen te verduren vooraleer de anderen op hem konden springen.
Eenmaal heb ik de held willen uithangen in St. Peter’s Street om indruk te maken op Isabel Maria op wie ik een oogje had om als eerste naar Morris te springen. Het heeft me een pijnlijke rug gekost en geen bewonderde blikken van Isabel.
Op straat speelden we allerhande spelletjes zoals hop-scotch (perk), soldaatje met eigen gemaakte geweren, achter een hoepel aanlopen, touch( katje), hamer- schaar- mes, toppen en allerlei kattekwaad. De top had de vorm van een paddestoel en werd op gang getrokken met een koordje die aan een stok was vastgemaakt die dan rond het lichaam van de top werd gedraaid. Om de top draaiend te houden werd hij "gegeseld" met het koordje. Op een keer heb ik de top zo hard geslagen dat hij weggeslingerd werd en tegen een ruit vloog van de bovenverdieping van een huis gelukkig zonder gevolg.
We maakten proppenschieters van elastiekjes die men tussen duim en wijsvinger spande. Als de vruchten van de acuba rijp waren gingen we die plukken van de hagen die rond Mansion House, de ambtswoning van de lord Mayor, stonden. We pelden de bolster voor de helft er af en pitsen de pit eruit tussen duim en vinger. Sommige durvers deden het tijdens de lesuren in de klas naar de leraar.
We maakten ook een bogey. Een plank werd gemonteerd werd op het wielstel van een kinderkoets. Om het ding te besturen plaatsten we onze voeten op de voorste as links en rechts van de plank. Pen-y-wain Road was een ideale straat om af te rijden want die was bergaf. Toen waren er nog weinig autos op de baan. Het ding was moeilijk te doen stoppen eens als het ding aan het bollen ging. Om te remmen gebruikten we de buitenkant van onze schoenen die we tegen de binnenkant van het wiel drukten met als gevolg dat het bovenleer van onze schoenen vlug gaten vertoonde.
Fietsen kon ik nog niet. Ik heb het op een bijzondere manier geleerd. Een herenfiets was voor ons veel te groot. We konden ons been niet over de buis zwaaien. Dan maar proberen met een been tussen het freem te steken. Na vele pogingen lukte het toch. Omdat er een kettingbeschermer ontbrak was de binnenkant van mijn been en kous altijd met vet besmeurd. En leg het maar uit thuis !
De zuster van Stanley Maccormick, durfde voor de lol de straat oversteken vöör een aankomende autobus. Dat ze haar leven in gevaar bracht speelde blijkbar geen rol. Om niet onder te doen heb ik het ook enkele keren gedaan maar er wijzelijk mee gestopt.
Iemand van onze klas had een middel gevonden om de stukjes van half a penny met een produkt zolang te bewerken dat ze er uit zagen als een shilling. Ze hadden ongeveer de- zelfde grote maar de shilling was opzij gekarteld en de muntzijde was ook anders. Om niet betrapt te worden bood hij het muntstuk aan met de kopzijde naar boven. Als de winkelier er in trapte hadden we geluk.
De cinema speelde een belangrijke rol. De films werden ingedeeld in drie categoriën: U voor allen, A vanaf een bepaalde leeftijd en X voor volwassenen. Indien men als kind begeleid werd door een volwassene mocht men mee binnen als er een A film vertoond werd. In de wijk hadden we twee zalen de “Globe” en de “Gaiety”. De laatste was een heel mooie zaal.
Gewoonlijk gingen we de zaterdag namiddag met vader naar de “Gaiety” nadat hij zich had geschoren. Hij scheerde zich met scheermes die op een leer moest gescherpt worden. We hielden het leer aan een kant vast terwijl vader het leer spande met aan de andere kant te trekken. Daarna werd zijn scheerborstel droog gewreven. Nu waren we gereed om te vetrekken. De vertoningen liepen doorlopend en we kwamen altijd in de helft van de film binnen. Als er een queue was stonden we ordentelijk in de rij aan te schuiven.
Kinderen die alleen in de zaal zaten werden er dikwijls uitgezet als het personeel dacht dat ze het programma al hadden gezien. Het programme bestond meestal uit het nieuws, een korte documentaire, de trailer voor de volgende week en twee hoofdfilms.
Moeder is zelden naar de cinema geweest. Er moest toch iemand thuis blijven om voor de andere kinderen te zorgen was haar reden.
De eerste keer dat ik mee mocht werd er een film vertoond over een lichtschip die aangevallen werd door Duitse vliegtuigen. Ik kreeg grote schrik en verborg me achter de voorste stoel. Op een andere keer speelde ze een film waar een Duitse spion Engelse burgers vermoordde door hen een inspuiting te geven terwijl ze aan het schuilen waren in een shelter tijdens een luchtaanval. Nadien heb ik lange tijd schrik gehad om tussen mensen te staan. Zeg nooit dat een film geen indruk op een kind achter laat. Later is die angst weggevallen.
Mijn voorkeur ging meestal uit naar oorlogsfilms waarbij de goede eerst klop kregen maar op het einde altijd wonnen. Comedies met Laurel en Hardy, Bud Abbot en Lou Castello, Athur Askey, Flanigan en Allen en vele anderen werden gretig bekeken. Deanna Durban die optrad in musicale films genoten mijn voorrang onder het zachte genre. De Tarzan films met Johnny Weissmuller, de echte Tarzan, hebben we allemaal gezien en droomden ervan om dezelfde avonturen te beleven.
Zelden gingen we in de stad naar de cinema. Er was de “Empire”, “Queens”, “Olympic”, “Capitol”, “Odeon”, “Park Hall”, “Pavillion” en “Century”. De "Capitol" was niet geschikt als cinemazaal. De zaal had de vorm van een kwart cirkel. Zat men opzij dan waren de gezichten op het doek zeer lang. Toen er "The Song of Bernadette" vertoond werd met Jennifer Jones is moeder gaan kijken. Dat was een van de zeldzame keren dat moeder maar de film is geweest.
Toen de Amerikanen er waren vroegen we hen of we mee naar binnen mochten. Als het lukte betaalden ze onze ingang. Dit alles gebeurde zonder dat mijn ouders het wisten.
De “Coronet” gelegen op een hoek in Peacock Street stond gekend als “flea house”. Alle zaterdagen was er een kindermatinee. Vroeg in de namiddag stonden we reeds aan te schuiven. Om de verveling van het lange wachten wat op te vrolijken begonnen eens enkele grotere kinderen met verse paardevijgen naar de wachtenden te smijten.
De zaal stonk naar urine. Tot halverwege de zaal waren het houten klapstoelen en men betaalde 1d., de achterste rijen hadden "zetels" met versleten kussen en kosten 3d. Het programma zag er altijd hetzelfde uit. Het begon met een tekenfilm, dan het nieuws, de trailer voor de volgende week, de hoofdfilm en als laatste een aflevering van een serial die de week daarop zijn vervolg kende. Nu zou men zeggen een "soap".
Ik herinner me een serial "De Drie Musketiers" met soldaten van het Vreemdelingen Legioen die allerlei avonturen beleefden in de woestijn. Als ze met hun vieren de situatie gingen rechtzetten werd er gejuigd dat de pannen er af vlogen. Op het einde van alle filmvertoningen werd de Britse vlag geprojecteerd en werd het volkslied al rechtstaande mee gezongen.
Het beeld van Onze Lieve Vrouw in de klas werd in de meimaand versierd met seringen die we gingen plukken in de achtertuinen van de mensen. Daarvoor kropen we over de tuinmuur van de huizen in de lanes. De bloemen werden dan voor het beeld van Onze Lieve Vrouw geplaatst. Boshyacinten werden geplukt in een bosje in een privaat domein. We werden eens gepakt en onze hele vracht hebben we ter plaatse moeten laten.
In de vroege zomer als de appeltjes ongeveer drie centemeter groot waren gingen we "knobbing". We kropen over de tuinmuur in de achtersteegjes waar een appelaar goed te bereiken was en onze vluchtroute veilig. De onsmakelijke groene appeltjes werden tussen trui, hemd of onderlijf gestoken tot men een dikke buik had. Ze werden dan in de school uitgedeeld als bewijs van een helden daad. De appeltjes waren niet te eten.
Mijn broer Ivo en ik zijn er ook is op uit geweest. We gingen op tocht per fiets. Ivo zat in de bak van de fiets. Boven op Pen-y-lan Hill iets meer op de buiten zijn we binnen gedrongen in de boomgaard van een boerderij. Toen we goed aan plukken waren werden we door de boer gepakt. Ik werd als eerste ondervraagd. Hij vroeg mijn naam en waar ik woonde. Ik gaf hem een fictieve naam en adres in de hoop dat Ivo mijn plan door had. Gelukkig was hij snel van begrip en gaf ook verkeerde inlichtingen. Daarna heeft hij ons vrij gelaten. Verder is er niets van gekomen. Op de terugweg met Ivo in de bak hadden we het grootste plezier om de heuvels op en af te rijden in volle snelheid in de hoop van niets tegen te komen.
Een plek waar men dikwijls van sprak was " Morgan's Tea Garden". Tot op vandaag weet ik niet hoe die er uit zag. Men ging er per fiets naar toe over Pen-y-lan Hill en vervolgens langs een landelijke weg richting Bristol Channel.
Als de tij uit was in de Bristol Channel waren de oevers één vettige klei, de mud banks. Er stak een neergeschoten vliegtuig in de modder, gelukkig konden we er niet bij.
Boven op Pen-y-lan Hill had men een prachtig zicht op het oostelijk deel van Cardiff en de koeltorens van het power station. Aan de overkant kon men Engeland zien. Beneden was er een quarry, een verlaten steengroeve, die voor een deel gevuld was met water en verder struikgewas voor een groot deel bestaande uit braambesstruiken. We gingen ze plukken als ze rijp waren. Moeder maakte er confituur van. Er liepen altijd jongens rond om uw braambessen af te pakken en ermee van door te gaan.
Heel dit gebied was ons speelterrein. Het werd ontraden om in het water van de steengroeve te spelen omdat, werd gezegd, het in het midden heel diep was. Wel hadden we in het struikgewas een favoriete boom waar we regelmatig inkropen. Hoog was die niet. Een Belgische jongen is er ooit uitgevallen toen ik er ook in zat. Als hij wat bekomen was van de val en nog op de grond lag vroeg hij of hij dood was.
Ik ben met mijn jongste broer Stan voor zijn eerste haarsnit mee naar de kapper geweest. We zijn daar moeten weglopen omdat hij zo geweldig te keer ging.
Naar de kapper gaan was altijd een drama. Er was een zaak in Donald Street in een kamer achter een krantenwinkel. Het was daar vies. De openhaard was een openbare spuwpot. De rochels gingen er langs alle kanten aan. Als kind bleef men dikwijls zitten omdat de grote mensen eerst bediend werden. Later zijn we van kapper veranderd naar Salisbury Road. Het was hier heel netjes maar als kind moest men de grote mensen laten voorgaan.
Op het einde van Salisbury Road onder de spoorwegbrug stond er altijd een oude gebaarde man harp te spelen en het gebeurde als we geld op zak hadden een half penny in het zakje wierpen.
De vier oudste broers zijn vroeg beginnen werken als krantenjongen voor een gazettenwinkel gelegen in het begin van Mackintosh Place. De patroon was een viese vent. Vooraleer te vertrekken had hij de huisnummers en de verkorte straatnaam reeds op de kranten geschreven. 's Morgens vöör schooltijd begonnen we de kranten in de bus te steken in Mackintosh Place, Inverness Place en één krant in Ty-Draw Road. Ivo en ik moesten om beurt de krant tot daar brengen. ' s Avonds na school deden we hetzelfde met de avondbladen. We hebben het toch bijna twee jaar volgehouden. Hij betaalde ons 2/6 per week.
De baas had ons gezegd dat we tijdens de kerstperiode overal waar we een krant bestelden moesten aanbellen: "Merry Christmas. Please Christmas Box for paperboy" zeggen in de hoop van enkel pennies te krijgen. Veel heeft het nooit opgebracht.
Enige tijd later heeft mijn broer Jef werk gevonden als delivery boy in een groentenwinkel in Donald Street. Daarvoor kreeg hij een bakfiets om de bestellingen naar huis te brengen. Het voorwiel van de delivery-bike was klein omdat er boven het wiel een laadbak was gemonteerd waar de dozen met koopwaar werden ingezet. Later is hij gaan werken in de kruidenierszaak van Mr. Robins, telefoon Cardiff 5946 in Wyevern Road. Ik heb er ook een tijdje gewerkt. De klanten woonden verspreid. Hij verkocht ook bier van het merk Hancock.
Hier heb ik echt met de fiets leren rijden. Op een keer moest ik een bak bier met de fiets naar Colchester Avenue brengen. Ik kon amper aan de trappers en moest al rechtstaande op de pedalen duwen. Pen-y-lan Road is bergop. Ik ben er heelhuids geraakt. De laatste moeilijkheid die ik moest overwinnen was mijn been over het zadel te krijgen bij het afstappen. De fiets mocht men na het werk mee naar huis nemen.
Als er geen leveringen waren moest ik de rantsoeneringszegels die gewoon uit het boekje gescheurd waren met een schaar rechtaf knippen. Hoeveel we er verdienden weet ik niet meer.
Natuurlijk stak ik veel kattekwaad uit waarvan mijn ouders niets wisten. Het meest courante spel was belleketrek. Omdat er geen huisbellen waren hadden de deuren een klopper en daarom noemde men het spel "rat-tat-ginger". We waren altijd met meerderen als we dat gingen "spelen".
Meestal was het donker als we het deden. Er waren ook varianten. In plaats van ver weg te lopen na het kloppen liepen we een twintigtal meters vooruit en kwamen dan traagjes terug gewandeld in de hoop dat we aan de deur kwamen als die open gedaan werd. Zo konden ze ons nooit betichtten. Een andere manier om een kick te krijgen was een zwarte garen draad aan de klopper te binden, afrollen over een afstand, zich verstoppen in het struikgewas om dan aan de klopper te trekken. Als de deur open ging vierden we de draad in de hoop dat ze die niet zouden zien. Eens de deur terug dicht begonnen we opnieuw te kloppen. In geval van ontdekking trokken we de draad over en gingen er vlug van door.
We deden ook vieze dingen. Het had geregend. Ivo en ik kwamen op de hoek van Arabella Street en Tyn-y-coed Place waar een postbus stond. In de buurt lagen verse paardevijgen op de grond. Zonder dat iemand ons zag duwden we enkele exemplaren door de gleuf van de postbus. Een tijdje later deed ik een boodschap in het winkeltje op de hoek van Donald Street. Binnen stond de postbode die juist de postbus had gelicht. Hij was aan het dreigen dat als hij ooit de daders kon vinden die zulke vuiligheid in de brievenbus hadden gestopt hij ze....... Ik heb me natuurlijk heel onschuldig gehouden.
Op de weg naar school paseerden groenten- en fruitwinkels die hun koopwaar op straat uitstalden. Die grote blozende appels lachten ons in het gezicht en waren een streling voor het oog. Op een keer was de verleiding zo groot dat ik al lopend een appel mee graaide. De winkelier had het gezien en ging achter me aan. Ik werd natuurlijk gepakt. Of ik het met een smoes heb kunnen afbrengen weet ik niet meer, ik heb de appel teruggegeven en er werd geen gevolg aan gegeven. Ik heb ook wat kleinigheidjes in Woolworth op de hoek van Donald Street en Albany Road gestolen o.a. een zakje elastiekjes.
Vöör een garage in Penline Street stond een publieke telefooncabine. Op een middag, in het naar huis gaan, vonden Morris Smith en ik een dode kat op straat. We raapten het beest op en legde het over de hoorn van de telefoon in de cel. We waren het incident al vergeten toen we die namiddag terug in school kwamen. Rond twee uur komt een heel streng uitziende headmaster met zijn cane de klas binnen gestapt om te vragen wie van ons een dode kat over de telefoon had gehangen. Waren er vermoedens ik weet het niet maar we roerden niet en zwegen als dood. Het is nooit uitgekomen maar ik heb enkele angstige ogenblikken meegemaakt. Vöör dezelfde garage stonden er auto's geparkeerd met de sleutel er nog op. Er werd ons gezegd dat men een auto kon starten met: " Turn the key and pull the starter". Op gevaar van gepakt te worden hebben we dikwijls auto's gestart.
We waren toevallig te weten gekomen dat er een apotheker op de top van Pen-y-wain Road stokken pekkoek verkocht in het Engels liquorice genoemd. De pekkoek lag in een lade heel hoog tegen de zoldering. Daarvoor moest de apotheker op een laddertje klimmen om de pekkoek uit de lade te halen. Met vieren afzonderlijk zijn we kort na elkaar pekkoek gaan kopen. De apotheker heeft nooit iets opgemerkt dat we met zijn voeten aan het spelen waren.
Op school hadden we geleerd hoe we een magneet konden maken. Een ijzeren staaf werd omwonden met een koperen draad en op een electrische bron aangestolen. Ik wilden het eens uitproberen. Ik vond een nagel en een eindje blote draad. Om aan de lamphouder te geraken stonden Ivo en ik op onze sokken boven op de ijzeren schuilplaats in onze slaapkamer. Nadat ik de lamp had verwijderd stak ik de twee uiteinden van de draad in de lamphouder. Ik voelde geen electrische schok maar de vonk die er uitkwam deed ons even schrikken. De zekering sprong en we zaten zonder licht. Omdat vader de oorzaak van de stroomonderbreking niet kende en wij als stommen zwegen werd de zekering hersteld. We hebben veel geluk gehad.
Sommige kinderen die wat kleingeld op zak hadden kochten een grote appel op de weg naar school. Direct stonden er een vijftal jongens rond om het klokkenhuis (stump) te vragen die ze nadien opaten.
Eens hadden we het aan de stok gehad met enkele onbekende jongens in de Recreation Ground van Roath Park. Omdat we ze uitgedaagd hadden wilden ze ons een rammeling geven. We liepen vlug naar huis maar ze achtervolgden ons. In Tyn-y-coed Place gekomen gingen we vlug binnen langs de zijdeur die uitgaf op de koer. We waren ze enkele stappen voor en konden nog juist de zijdeur vergrendelen voor ze ons hadden. Ik riep met een triomfantelijke stem dat ze ons niets meer konden doen toen ik opeens een zware steen op mijn hoofd kreeg die ze over de muur hadden geworpen.
Rookbommen maken was een klein kunstje. Een eindje film werd te zamen met wat papier stevig tot een rolletje opgerold en in brand gestoken. Als het goed aan het branden was werd de vlam uitgeblazen en het bleef verder smeulen met een verschrikkelijke stank. Ivo en ik hadden er een gemaakt en 's avonds hebben we het in een propvolle pub binnen gesmeten waarna we het op een lopen zetten. De een hield de deur open terwijl de andere de rookbom binnen smeet. We zijn nooit herkend geworden.
Op de hoek van Arrabella Street en Ten-y-Coed Place was er een groentenwinkel. Het etalage raam was gebarsten. De breuken kwamen toe in één punt met in het midden een gaatje. Ivo was er bij mee toen ik met behulp van een vergrootglas het brandpunt door het gaatje liet schijnen op het papier in de etalage die in brand schoot.
Het was niet altijd even plezant. Jozef, Ivo en ik, waren in de Rec. toen we aangesproken werden door een jonge man die vroeg om met hem mee te gaan. We gingen een eindje mee tot ik besloot niet verder te gaan en vlug maar huis liep waar ik het voorval vertelde. De politie werd er bijgehaald en ze werden vlug gevonden. Ik ben nooit te weten gekomen wat er gebeurt is.
En plots waren de Amerikanen daar. Er werd een kamp van Nissan barakken opgezet op het plein vöör het station van Cardiff. Onmiddellijk begonnen we de zaak te exploiteren. We vroegen sigaretten voor vader: " Cigarettes for daddy" en "Any gum chum ?" als we kauwgom wilden hebben. Meestal kregen we dan een pakje met 10 reepjes.
In verdoken hoekjes vonden we weggeworpen condooms (Frenchies). We wisten niet waarvoor ze gebruikt werden maar er werden allerlei verhaaltjes rond verteld.
We konden niet weerstaan om achteraan een vrachtwagen te hangen. Alleen moest men er voor zorgen dat de bestuurder het niet zag en dat men er tijdig kon afspringen.
Reeds vanaf het begin van de oorlog werd onze aandacht getrokken naar de verschillende types vliegtuigen die er rond vlogen. We vonden afbeeldingen van vliegtuigen in allerhande dagbladen en tijdschriften. De beroemdste van de vliegtuigen was de Spitfire in zijn verschillende versies en de Hurricane. Veel bommenwerpers zagen we niet maar de meest frekwente was de Wellington en de Mosquito. De Avro Anson' s zagen we dikwijls overvliegen.
Met de Americanen verscheen de Lightning, een licht vliegtuig met twee rompen en de Thunderbolt.
Van Duitse kant zagen we alleen maar de wrakken van neergehaalde bommenwerpers die nu en dan tentoongesteld werden in Cathays Park. We herkenden wel de Heinkel 101 en de Dornier 17 ook genaamd "the Flying Pencil" omdat hij een lange smalle romp had. Overbekend was de duikbommenwerper Junker 88 de Stuka met zijn gehoekte vleugels die bij het duiken een oorverlovend gegil lieten horen.
Meer en meer militaire convoyen zag men op de straten, vrachtwagens volgeladen met soldaten, allelei types van kanonnen, gepantserde voertuigen en tanks.
Sommige jongens hadden oudere broers in het leger van wie ze de koperen kentekens van hun regiment kregen. Er waren er bij die kogels meebrachten.
De familie Monteny die in de voorkamer woonde had een radio. Om zes uur mochten we even naar het Engelse nieuws luisteren en naar de Nederlandstalige uitzending van de BBC met Jan Moedwil.
Op donderdag avond om 20.00u. zat iedere Brit gekluisterd voor de radio. Vanaf het begin van de oorlog werd er door de BBC een programma uitgezonden die de spot dreef met de nazi's. Het programme noemde "ITMA" afkorting voor: "It's that man again". De hoofdspeler was Tommy Handley die bijgestaan werd door een cast van bekende acteurs. Gedurende het programme kreeg hij het bezoek van allerlei types waarmee hij een gesprek aanging met de nodige kwinkslagen. Een ervan was de Kolonel. Toen er een woordspeling voorkwam die rijmde op een alcoholische drank kwam hij tussen en sprak met een bezopen stem: "A mild and a bitter sir, I don't mind if I do". De vijand (spion) werd voorgesteld als een luguber persoon met de naam Fumf. Als introduktie zei hij het volgende: "Fea, Fy, Fo, Fumf, I smell the blood of an Englishman". Het programma werd 's anderendaags tijdens de speeltijd druk besproken.
De Duitsers hadden ook een propaganda uitzending die door de Britten gestoord werd. De man die de uitzending verzorgde werd Lord Haw-Haw genoemd en werd in de karikatuurpers voorgesteld als een ezel met slipjas
Door een uitwisseling van krijgsgevangenen is er iemand uit Moy Road naar huis gekomen. Ik kende hem niet maar op de rug van zijn uniform had hij een breed zwart lint onder de kraag. Hij was van de Black Watch.
Op 6 juni 1944 landden de geallieerden in Normandië. Alle dagen werden de krijgverrichtingen uitbundig op de koer van de school besproken. Dat er veel mensen hun leven lieten speelde voor ons geen rol.
Er heerste groot alarm toen een twintigtal Duitse krijgsgevangenen uit een kamp niet ver van Cardiff ontsnapt waren. De overheid maande ons aan tot voorzichtigheid want deze mensen konden gevaarlijk zijn. We dachten dat we slim waren door het roepen van "Auf Wieder shen" en "Achtung". Na enkele dagen werden ze gepakt en alles werd weer rustig. Eénmaal heb ik een Duitse officier onder Britse bewaking zien wandelen in de straten van Cardiff.
Op een morgen in het voorjaar van 1945 konden we onze ogen niet geloven. Die nacht was er bijna een halve meter sneeuw gevallen. Alle verkeer lag stil. Duitse krijgsgevangenen werden ingezet om de belangrijkste straten vrij te maken. We konden moeder overtuigen om toch naar school te gaan. De sneeuw reikte tot aan onze knieën. Onze schoenen werden doornat. In school aangekomen kregen we een schoffel waarmee we het voetpad lang de kerk begaanbaar moesten maken, zodat de mensen met droge voeten naar de mis konden komen. We waren het rap moe. Acht dagen later was alles gesmolten.
Na de bevrijding van België konden we langere brieven naar België schrijven. Zo vernamen we dat Nonkel Frans, de man van tante Fientje een zuster van moeder kort na de bevrijding overleden was. Tante Mieke, moeder's oudste zuster, had ook een brief geschreven maar de censuur had er een regel uitgesneden. Wel kon men de resten van de hoge en lage letters nog herkennen. Door het geschrift wat na te bootsen heeft moeder kunnen ontcijferen wat er gevraagd werd: een dikke warme trui. Of die opgestuurd werd weet ik niet. In een andere brief afkomstig van onze voor-oorlogse huisbaas Odilon Vercruijsse vroeg de pastoor van de St. Catarina parochie van de Conterdam, Nestor Lodewijck, een romeinse priestercol omdat de zijne versleten was.
Op de briefomslagen kleefden Belgische postzegels met een leeuw en de letter V. De damespostbode, vroeg ze voor haar collectie.
In april 1945 werd de "Grand National" terug ingericht, de grote paardenkoers in Aintree. Op school heerste een grote gokkoorts. Onder elkaar werd er gevraagd op welk paard men zijn geld had gezet en voor hoeveel. Ik denk niet dat ze in werkelijkheid voor geld hebben gespeeld omdat het gokken onder een bepaalde ouderdom verboden was. Het ging er soms heftig aan toe en menig kwaad woord werd gezegd indien de ene zijn keuze niet overeen kwam met die van de andere. Ik wist niet waar het over ging laat staan dat er in Groot-Britannië paardenrennen werden gehouden.
Op 8 mei 1945 werd door Winston Churchill over de radio het einde van de oorlog in Europa afgekondigd: VE day. We luisterden naar de boodschap op de radio van onze voorbuur. 's Avonds werden er op straat vreugdevuren (bonfires) aangestoken. Van overal brachten de mensen oude meubelen, stukken hout en al dat kon branden naar buiten en legden het op een hoop in het midden van de straat. De straat en de huizen werden versierd met wimpels en vlaggen. Op een namiddags werden er tafels en stoelen op straat gezet en iedereen werkte mee om de bevrijdingsdparty klaar te maken. Voor de kinderen werd eerst gezorgd. We kregen allerlei lekkers voorgeschoteld en nadien werden er spelletjes gespeeld. 's Avonds werd het vuur aangestoken en iedereen danste mee rond het vuur De volgende morgen werden de resten van het vuur opgeruimd en we zagen dat de tarmac van de straat verbrand was.

Klik hier voor het vervolg

(c) Oscar Provoost. Gebruik van deze tekst toegestaan mits bronvermelding en kennisgeving aan Archief.