Deel 13. Terug naar "huis"

Het werd Juli in 1945. Toen we op een middags van school thuiskwamen was er een brief toegekomen met ons repatriëringsbevel. We werden 's anderendaags verwacht in Belgrave Square, London S.W.1.
Die namiddag zijn we thuis gebleven. Afscheid van de leraars en leerlingen hebben we niet kunnen nemen. Die nacht zijn mijn ouders met de twee oudsten opgebleven om het nodige in te pakken.
's Anderendaags bracht een voerman die in Moy Road woonde onze reiskoffers met paard en kar naar het station. Onze laatste dag in Cardiff was aangebroken. Het was 16 juli 1945. Ik kan niet zeggen of ik blij was met het vertrek maar het doet toch raar om na vijf jaar vaarwel te zeggen aan bepaalde dingen waaraan men gehecht geraakt is.
De geburen stonden buiten om ons uit te wuiven. Valerie Brewer vroeg of er iemand "pen-pal" wilde worden om alzo kontakt te houden met elkaar. Dit werd beloofd.
We namen de tram naar het station. Onze bagage was intussen aangekomen. De trein richting London stak vol en we hebben de drie uur durende reis al rechtstaande ondernomen in de pakwagen. Toen de trein vertrok en ik nog even in de verte een stukje van Cardiff Castle zag dacht ik bij mezelf: "Wanneer zie ik U ooit weer ?"
De Londontreinen werden gewoonlijk getrokken door een stoomlocomotief van de Castle of King Class. De eerste halte was Newport. Vervolgens reden we door de Severn Tunnel in ongeveer 5 minuten en dertig seconden. De trein stopte nog in Swindon en Reading. Onderweg werd al rijdend water opgenomen vanuit een watergeul die tussen de sporen aangebracht was. Het leek of we gedurende enkele minuten in een stortbui terecht gekomen waren.
Het station van Paddington was enorm groot en overdekt met een koepel waar al het glas ontbrak. Toen ik langs de locomotief voorbij ging keek ik verbaasd naar de grote drijfwielen die boven mijn hoofd uitstaken. Ik denk dat er toen de vlam is aangestoken om later treinbestuurder te worden.
London was de grote onbekende en Belgrave Square ligt daar ergens in. Vader en mijn oudste broer Emiel zijn dan op zoek gegaan terwijl wij in de grote hal van het station op hen wachtten. Na een tijd die een eeuwigheid leek zagen we ze terug keren. Ze hadden het gevonden.
Hoe we er geraakt zijn weet ik niet meer maar het opvanghuis was een statig herenhuis bewoond door Belgen die op weg naar huis waren. We kregen elk een brits aangewezen om in te slapen. Er stond ons nog een verassing te wachten toen we te horen kregen dat we nog niet konden vertrekken omdat er geen mogelijkheid was om ons naar Dover te brengen.
In Belgrave Square waren er geen faciliteiten aanwezig om te eten. Het was trouwens een doorgangshuis. We hebben dan drie maal per dag een maaltijd genomen in een kleine eetgelegenheid van de restaurantketen : ABC. Hieraan hebben mijn ouders een heel stuk van hun spaargeld besteed.
Deze situatie werd waarschijnlijk onhoudbaar en vader is dan de instanties gaan opzoeken om te vragen of er geen mogelijkheid was om rantsoeneringszegels te bekomen. Eens dat toegestaan konden we 's morgens het ontbijt in Belgrave Square nemen.
We hebben van de gelegenheid gebruik gemaakt om aan sightseeing te doen. Zo hebben we de katholieke kathedraal van Westminster en Westminster Abbey bezocht, gewandeld naar de Houses of Parliament, Trafalger Square en Buckingham Palace.
Intussen vertrokken en kwamen er mensen bij. Alle dagen hoorden wij geruchten van een nakend vertrek.
Ons verblijf in Belgrave Square heeft ongeveer twee weken geduurd. Dan kwam het verlossend bericht. We konden vertrekken. In Victoria station namen we de trein richting Dover. Het gerucht deed de ronde dat het schip een heel eind van het station zou liggen. Eens in Dover aangekomen bleek dat de haven naast het station lag en het schip vlakbij.
Ik bezit nog altijd mijn Britse identiteitkaart waarop de datum van 2 augustus 1945 gestempeld staat die de emigratieofficier had aangebracht als vertrokken uit Gr. Britannië.
Het schip was de " Koning Albert" (Lucky Albert) of "Prince Charles" die ons naar België zou brengen. We werden naar onder gebracht en kregen een brits aangewezen voor de nacht. Het schip was omgebouwd tot troepentransportschip en de britsen waren drie hoog boven elkaar geplaatst.
Die nacht zijn we afgevaren. Ik voelde een lichte schok toen het schip vertrok. De overtocht moet lang geduurd hebben want we legden in de voormiddag in Oostende aan.
Oostende Kaai was nog altijd verboden terrein voor de burger bevolking. We werden naar de Romestraat gebracht en in de lokalen van de muziekschool verzameld. Hier werden de nodige formaliteiten in orde gebracht en werd het Britse geld omgewisseld voor Belgisch geld. Dit nam enige tijd in beslag.
Toen alles geregeld was werden we vrijgelaten. Bij het naar buiten gaan stond Dikke Grotemoe, de moeder van vader ons op te wachten. Mijn grootouders waren in verlof in Oostende en hadden gehoord dat er dagelijkse Belgische vluchtelingen toe kwamen.
De begroeting moest wel ontroerend geweest zijn maar voor ons was ze een vage herinnnering.
We zijn met de tram naar Mariakerke gereden en verder te voet tot aan de Raversijdestraat waar ze iets hadden gehuurd. Hier vernam ik dat Nonkel Oscar, mijn peter, in het gevangenis van St. Kruis opgesloten zat wegens "economische collaboratie". Die nacht hebben we op een matras geslapen die in de voorplaats op de grond werd gelegd.

Zo eindigt mijn verhaal vol goede herinneringen aan een verblijf die vijf jaar heeft geduurd en een hele ommekeer heeft teweeggebracht in mijn leven. We werden door de Britten aanvaard als mens. We hebben ons aangepast aan hun gewoonten en spraken hun taal met hun tongval het Welsh en waren als een van hen. Moeder had willen blijven omdat ze aan haar zes zonen dacht die het in België misschien niet zouden waar maken, maar vader wilde absoluut naar België terugkeren.
Ik heb nog altijd veel bewondering en sympathie voor de Britten die de oorlog voor een stuk alleen hebben moeten voeren en er alles voor over hadden om hun land uit de handen van de vijand te houden. Ze zijn niet perfect en hebben ook hun gebreken maar ze hebben me geleerd dat ondanks tegenslagen en nederlagen de hoop en het vertrouwen van een natie in zichzelf, moed kan scheppen om te overleven. Dit is misschien de reden waarom ik Anglofiel ben en blijf.

Carry on Britain!
Machelen 6 juli 2001

(c) Oscar Provoost. Gebruik van deze tekst toegestaan mits bronvermelding en kennisgeving aan Archief.