Deel 11. Vader aan het werk

Vader werd eerst tewerkgesteld in Swansea een stad ten westen van Cardiff. Hij moest daarvoor de trein nemen. Welk werk hij daar deed weet ik niet maar toen hij daar wegging had hij een deel gereedschap mee die in een theekist werd gelegd die op de overloop van de eerste vedieping stond.
Daarna is hij bij de firma Cook’s in Hamilton Road, Birchgrove, gaan werken als ijzerdraaier. Hij reed er naartoe met zijn eigen Belgische fiets. Iedereen werkte voor de oorlogsindustrie. Ik ben er eenmaal geweest en ik zag hoe vader obuskoppen draaide.
In Gr. Britannië is het een verworven recht dat er regelmatig een tea-break wordt ingelast tijdens het werk. Omdat dit bij ons de gewoonte niet was werkte vader gewoon door. De patroon zag dat graag. Over het algemeen werden de Belgische arbeiders graag gezien voor hun werklust.
Voor zijn lunch had vader een schoofzak met belegde boterhammen mee. Zijn mede-arbeiders waren dikwijls jaloers op vader omdat die altijd belegd waren met vlees of kaas. Bij hen was het dikwijls een blaadje salade. Tea werd op het werk gebrouwen. Iedereen bezat een verlakte kegelvormig keteltje met deksel die ze gebruikten als drinkbeker. Dit keteltje werd vanaf de aanvangsuren van het werk met water en theeblaadjes gevuld en op het vuur gezet om te laten brouwen. Zo hadden ze de ganse dag hun potje troost.
De werklieden werden per week betaald. Ik heb eenmaal vader’s loonzakje gezien waarop stond dat hij £4 – 8 – 8 verdiende. Mijn oudste broer Emiel heeft daar ook een tijdje gewerkt. Hij verdiende er als leerjongen £1.
In 1943 ging vader werken bij Loveridge’s in de nabijheid van de dokken. Hij is daar gebleven tot onze repatriëring. Hij verdiende daar het dubbele.

Bezoek van familie en vrienden


In Brixham, een kustplaatsje in het graafschap Devon aan de zuidkust van Engeland woonde Tante Celine met haar kinderen Emielienne en Guido. Ze waren met een vissersboot uit Oostende gevlucht samen met haar zuster tante Emilie en haar man nonkel Toine, die motorist was op dat schip, en dochter Paula. Nonkel Oscar Provoost mijn peter, de man van Tante Celine was niet mee kunnen vluchten omdat hij soldaat was. Bijna de ganse Oostendse vissersvloot lag in Brixham en er werd gezegd dat er meer Oostendenaars woonden dan Engelsen. Het leven was er op zijn Belgisch. Op zekere dag kregen we van tante Céline een brief dat ze ons ging komen bezoeken met haar kinderen.
Nicht Emielienne was een toffe en had allerhande dingetjes meegebracht waarmee we iets konden doen. Ze was enkele jaren ouder dan ik. Haar broer Guido werd in 1939 geboren.
Een andere bekende die ons bezocht was Simonne Lauwers en haar broer Fernand. Ze was vroedvrouw en had in het ouderlijk huis in de Frère Orbanstraat 129 in Oostende een klein moederhuis ingericht. Moeder is daar op 3 januari 1939 bevallen van mijn jongste broer Stan. Toen hij enkele dagen oud was waren er moeilijkheden met zijn voeding. Er werd vastgesteld dat de ingang van zijn maag toegroeide. Een operatie was het enige redmiddel. Er was geen tijd te verliezen. Hij werd geopereerd en is kerngezond geworden. Het is dank zij Simonne die het initiatief nam voor de operatie dat Stan er nu nog is.
Simonne werkte als verpleegster in Hollywell in het noorden van Wales. Haar ouders woonden in Preston in Engeland. Toen Simonne en haar broer bij ons op bezoek waren is vader ziek geworden.


Vader wordt ziek


Op 31 december 1943, stond vader plots beneden in de woonkamer in zijn pyjama. Hij deed zo raar en riep: « Ik ga jullie allemaal vermoorden ». Hij was aan het ylen. We wisten niet wat ijlen was maar het is griezelig om die bedreiging te horen. Simonne Lauwers had de situatie door en stuurde hem meteen naar bed.
Vader werd naar de Royal Infirmary gebracht en onmiddelijk geopereerd. Achteraf vernamen we dat de oorzaak van de koorts te wijten was aan een ontsteking van een pijpzweer naast de aars. Hij zou een tijdje in kritieke toestand verkeerd hebben. De Cardiff Royal Infermary heeft een attest afgeleverd met de volgende gegevens: opgenomen op 31/12/1943, ontslagen op 22/01/1944, ziekte: Ischiorectal Sinus, operatie: Excision and Paching (?).
Ik kan me niet herinneren of ik bij vader ben geweest toen hij daar lag. Nadat hij buiten gevaar was werd hij overgebracht naar een hospitaal in Porth in de Rhondda Valley op 25 km van Cardiff, die gespecialiseerd was in het behandelen van kwetsuren overkomen aan mijnwerkers. Het lag midden in het koolmijnengebied van Zuid-Wales.
Tweemaal per week ging moeder met de bus vader bezoeken. Ze betaalde hiervoor 2/- enkel. Om de week mocht er iemand van ons mee. Ik ben er twee keer geweest.
Vader lag altijd in bed toen wij er kwamen. Daar heb ik voor het eerst gezien dat mijn ouders elkaars hand vasthielden.
Hoelang hij in Porth gebleven heeft weet ik niet. Later werd hij overgebracht naar het hospitaal van Whitchurch een gehucht van Cardiff. De kortere verplaatsing was voor moeder een verademing. Ik ben er eenmaal op bezoek geweest. In mijn kinderogen was dit hospitaal een groot doolhof van gangen. In het geheel is vader bijna negen maanden ziek geweest.
De ziekte van vader bracht financiële problemen met zich. Er was geen inkomen door arbeid meer. Wel kregen we van de Belgische regering £2 vluchtelingengeld per week. Om de week kwamen twee dames van een godsdienstige genootschap van Quakers ons een bezoek brengen en gaven moeder £1. Van onze eigen katholieke organisaties hebben we nooit iets ontvangen. Hoe moeder er in geslaagd is om rond te komen is voor mij een raadsel, maar ik moet haar toch bewonderen voor de moed die ze opgebracht heeft tijdens deze beproeving. De rekening is vlug gemaakt : Haar totaal inkomen per week was £3 gelijk aan 60/-. Daarvan ging er elke week 15/- naar huishuur en 12/- voor de bus. Er bleef in het totaal nog 33/- over om ons voor de rest van de week in leven te houden. Ik heb moeder nooit weten klagen maar een ding weet ik bijna zeker dat ze het brood uit haar mond voor ons gespaard heeft.
De ziekte van vader heeft ons aan hospitalisatie en verzorging niets gekost omdat The National Health Service die pas was opgericht alles voor hun rekening nam.

Moeder


Moeder kreeg minstens twee keelontstekingen per jaar. Ze was dan altijd zwaar ziek en de geneesmiddelen waren nog heel primitief. Er werden hete lijnzaad compressen op de keel gelegd tot de ontsteking verdween. De behandeling duurde dikwijls vele dagen.
Moeder had last van spataders. In de Belgische Club werd door een Tjechische dokter consultatie gehouden. Hij beweerde dat hij het middel had gevonden om spataders te genezen. Daarom ging moeder wekekijks op consultatie bij deze dokter die haar inspuitingen gaf. 's Middags kwam ze al wenend thuis van de pijn. Toen ze nog twee keer moest gaan werd de dokter elders tewerk gesteld. Moeder heeft altijd beweerd dat ze er van zou genezen zijn indien ze die laatste twee inspuitingen had gekregen.
Moeder haar tanden waren allemaal slecht en werden uitgetrokken. Ze kreeg en kunstgebit. Valse tanden doen altijd pijn in het begin en moeten door de tandarts bijgewerkt worden. Moeder kloeg dat de valse tanden pijn deden maar is nooit terug naar de tandarts geweest. Als ze thuis was lagen de valse tanden altijd in een glas water. Ze deed ze zelf niet in om te eten. Alleen als ze buiten ging stak ze de tanden in haar mond. Het resultaat was dat het tandvlees te dun werd om het onderste gebit te houden met het gevolg dat ze een ingevallen mond kreeg.
Ik vermoed dat moeder in Cardiff in verwachting is geweest. Ik heb haar gezien met een «dikke» buik. Wat later werd ze voor enkele dagen opgenomen in het hospitaal en was de buik weg. Tegen ons werd niets gezegd want zoiets was taboe.
Iets dat moeder graag deed was zingen. Ze kende veel Vlaamse liederen, niet de slagers van toen maar de volksliederen die in haar jeugd werden gezongen en zoals ze vertelde aangeleerd werden door de gekende toondichter Emile Hullebroeck.

De Broers


Emiel heeft drie jaar naar St. Peter's bezocht. Daarna is hij als leerjongen gaan werken bij Cook's waar vader ook werkte. Toen hij 16 werd ging hij avondlessen volgen in een technische school. Later heeft hij zich gemeld bij de Royal Air Force Cadets.
Ik heb nooit naar hem opgekeken als de "grote" broer waarvoor men in bewondering kon staan. We konden hem plagen door een lucifer aan te steken want daar had hij een heilige schrik van. Hij had de slechte gewoonte het confituurlepeltje af te likken. Ik was er vies van. We noemden hem Mitte.
Jozef heeft St. Peter's uitgedaan. Hij was op dat ogenblik de enige leerling die sedert het onstaan van de school het hoogste aantal punten ooit heeft behaald op het eindxamen. Een hele prestatie voor een "vreemdeling" zegden de leraars. Als herkenning heeft hij een diploma gekregen. Hij wist heel goed dat hij slimmer was dan de anderen. Hij was ook altijd de eerste die in een noodsituatie het initiatief nam maar was nogal loshandig en rap op zijn teen getrapt.
Ik heb al eerder het incident verteld die mij is overkomen toen hij me een slag in de maag gegeven heeft. Een tweede keer werd ik het slachtoffer van zijn loshandigheid. Toen de school-maaltijden werden ingevoerd bleef hij ineten en omdat hij een van de oudsten was had hij een bepaalde verantwoordelijkheid gekregen bij de uitdeling. Eens had hij deelgenomen aan een prijsvraag in de "Catholic Times". Enkele weken later kwam er een briefkaart toe op zijn naam van de "Catholic Times" met de mededeling dat hij een prijs had gewonnen. Terug op school vertelde ik hem het goede nieuws in het bijzijn van een van zijn vrienden. Waarom hij kwaad werd weet ik niet, maar volgens hem had ik het recht niet om de briefkaart die voor hem bestemd was te lezen. Ik heb daarvoor een flinke rammeling gekregen.
Jef las graag. Het kwam zover dat hij met een zaklantaarn in bed kroop om onder de lakens verder te lezen. Toen de batterijen op waren stak hij een stompje kaars aan. Hij moet in slaap gevallen zijn en het deken vatte vuur. Sedertdien was het gedaan met lezen in bed. Hij kreeg de bijnaam Pefke.
Met Ivo kwam ik het best overeen. We sliepen bijeen en waar de een was zag men de andere. Samen hebben we veel kattekwaad uitgestoken. Hij had veel meer durf dan ik.
We zijn eens samen er op uit getrokken om tijdens de kerstperiode van huis tot huis Christmas Carols te zingen. Met veel moed zijn we vertrokken. Nadat we aangebeld hadden begonen we te zingen van "Good King Wencelas". Halverwege het lied konden we ons niet meer houden van het lachen en zijn we weg gelopen. Veel hebben we niet rondgehaald.
Het was altijd geen koek en ei tussen ons maar dat werd vlug bijgelegd.
Ivo en ik hebben ooit boks lessen gevolgd die gegeven werden in het parochie centrum. De onderrichter had zelf ooit gebokst en legde ons de knepen van het vak uit. Op een parochiefeest moesten we elkaar bekampen. Dat wilden we niet. We zijn nooit meer naar de trainingen geweest. Ivo had de bijnaam: Kiekeboe.
Eugeen was de vijfde zoon in de rij. Moeder heeft altijd gezegd dat hij laat was om te spreken en te lopen.
Op een keer zond moeder hem naar de winkel achter de hoek. Maar Eugeen kwam niet terug. Nadat de politie werd ingeschakeld dook hij plots op. Hij had met het overschot van het geld met de tram gereden tot het op was. Hij reed dolgraag met de tram.
Eugeen beweerde dat hij met de tram rapper aan de halte van de school kon zijn dan Ivo en ik die het al lopend aflegden. We waren er gelijk met de tram. Hij zag ons staan, sprong van de stilstaande tram en stak de straat achter de tram over zonder te kijken. Een zeldzame auto die uit de andere richting kwam reed hem zijdelings aan. Hij werd naar de Royal Infirmary gevoerd waar o.a. een hersenschuding werd vastgesteld. Sedertdien draagt hij een bril.
Ik heb het het al aangehaald dat de ijzeren afsluitingen rond de Recreation Ground werden verwijderd om oorlogsmateriaal van te maken. Eens gingen we stekelbaarjes (tidlers) vangen in de buurt van de brug over Roath Brook in Alder Road, de baan die de Rec en Flower Park scheidt, Jozef , Ivo, Eugeen en ik. De boordsteen van de brug lag ongeveer 30 cm. hoger dan het voetpad. Op de boordstenen stonden de ijzeren stompjes van de weggenomen afsluiting. Eugeen was op de boordstenen gestapt en wandelde voort met in zijn hand een confituurpot gevuld met water om de visjes in te doen. Hij struikelde over een stompje, liet de jampot vallen viel voorover en kwam met zijn rechterpols terecht in de scherven van de gebroken confituurpot. Zijn pols begon hevig te bloedden.
Wat nu ? Jozef durfde hem niet naar huis brengen. Onze scoutsopleiding indachtig heb ik hem dan naar huis gebracht door de ader boven de wonde met mijn duim dicht te drukken. Ik weet niet of ik zijn leven heb gered. Hij werd zo rap mogelijk naar de Royal Infiramry gebracht. De pees die het oponeren van de duim controleerde was doorgesneden. Hadden ze toen de pees goed kunnen hechten had hij misschien zijn rechterhand normaal kunnen gebruiken.
In de garage achter het huis stond een vat met nog wat smeervet in. Eugeen die graag met vuur speelde vond het leuk om een vuurtje aan te steken met het vet. Het brandde zo erg dat het oversloeg naar een van de deuren. We speelden op straat en zagen rook uit de garage komen. Gelukkig werd het vlug geblust. Ik weet niet hoe mijn ouders het aan de huiseigenaar hebben uitgelegd. De voorraad kolen van de Monteny's lag ook in de garage.
Van Stan kan ik me niet veel meer herinneren alleen de episode met de kapper waar hij moord en brand schreeuwde uit angst en die keer dat hij op het bagage rekje van een fiets zat zonder voetsteuntjes en hij met zijn rechter voet terecht gekwam tussen de spaken van het achterwiel. Ik reed met de fiets.
Na de bevrijding was er al meer briefwisseling mogelijk tussen België en Gr. Britannië. Vader had een boxcamera kunnen bemachtigen. De foto's werden genomen in de rozentuin in het eerste gedeelte van de Lake. Om een foto wat charme te geven moest Stan die 5 jaar oud was een roos vasthouden. Deze was de enige gelukte foto. Al de anderen waren mislukt omdat vader tijdens het afdrukken het toestel had bewogen.
Ik beschrijf mezelf als iemand die de kat uit de boom kijkt. Als ik het de anderen kon laten doen dan trok ik me terug. Ik heb ook initiatieven genomen om kattekwaad uit te steken maar ik deed meestal mee met de deugenieterijen van de anderen.
Rosbeef weigerde ik te eten. Het was nooit doorbakken en het zag er uit als een vieze lap op mijn bord. Ik kan me niet herinneren wat ik in de plaats kreeg. Ik zat achter tafel met mijn rug tegen het venster. Zonder dat mijn ouders het zagen kraste ik groeven in het rechtopstaande stuk onder het blad. Het stelde een sporenbundel voor met wissels met alles er op en er aan.
Regelmatig werd ik 's nachts wakker met "ademsnood". Dan sprong ik uit bed, kroop over Ivo en holde in de donker den trap op naar de slaapkamer van mijn ouders. Naar mijn adem snakkend zegde dat ik "aardig" was. Na enige tijd ging het over. Mijn moeder dacht dat dit het gevolg was van de slag in de maag die ik van Jef had gekregen. Ten einde raad besloot moeder me mee te nemen naar de Tjechische dokter die raadpleging hield in de Belgisch Club. Hij dacht dat het aanvallen van astma waren. Geleidelijk aan bleven ze weg. Achter af bekeken had ik vermoedelijk last van hyperventilatie. Tijdens een tand onderzoek op school werd ik naar de tandarts gestuurd in Park Lane. Ik was aan het tandwisselen en een stuk melktand die er bruin uitzag moest verwijderd worden. Met grote schrik nam ik plaats in de stoel. Ik had geluk want de tand is er vanzelf uitgekomen. Mijn bijnaam was Katte.

Klik hier voor het vervolg

(c) Oscar Provoost. Gebruik van deze tekst toegestaan mits bronvermelding en kennisgeving aan Archief.