Deel 06. De Kerk en de diensten

De eerste zondag dat we in Diana Street woonden gingen we op zoek naar een katholieke kerk. Op het uitgangbord van de eerst kerk die we tegenkwamen in Albany Road. stond te lezen : " St. Martin's ". Vader belde aan. De man die open deed zei dat dit een anglikaanse kerk was en stuurde ons direct door naar St. Peter’s. St. Martin's zal op 21 februari 1941 door brandbommen getroffen worden en volledig uitbranden.
St. Peter's staat aan het einde van St.Peter’s Street. Het is een hallenkerk met vierkante toren zonder spits. De ingang bevindt onder de toren. De prachtige glasramen beelden bijbelse taferelen uit. Ik heb er altijd in bewondering voor gestaan. De kerk was altijd open en we gingen nu en dan eens binnen om te bidden voor het schrijn van O .L.Vrouw van Altijd Durende Bijstand. We vonden het raar dat er kniel- en zitbanken waren in plaats van stoelen.. Links zijn er vijf biechtstoelen. De priester ging er langs achter in via een gang. Een zesde biechtstoel staat onder de trap van het oksaal. Het was eerder een een kot dan een biechtstoel. Dit is het domein van Father Humphrey Holman. Hier gingen alle jongens naar de biecht. Het tarief van de penitentie was gelijk voor iedereen: drie wees-gegroeten voor gelijk wat men uitgestoken had. Dikwijls verzonnen we iets als we niet wisten wat verteld.
Het hoofd van de congregatie van priesters was Father Hurley. Hij was voor ons de boeman, een man met een streng voorkomen. Verder was er Father Nunian. Father Nunian was een van de oudere priester. Hij had een moto die hij op een eigenaardige manier besteeg. Had hij misschien een probleem om een been over het zadel te gooien, maar hij ging langs achter met gespreidde benen over het zadel om er op zitten. We hadden hem niet graag als hij de mis deed. De consecratie duurde bij hem veel langer dan bij de andere priesters. Toen waren de consecratiegebeden een heel stuk langer dan tegenwoordig. Er was ook nog Father O’ Neill. In 1945 kwam er een nieuwe priester in de parochie: Father Holland. Hij had een hoge krollekop. Als hij zijn baret opzette wipte die altijd terug omhoog. De naam van de andere priesters ben ik vergeten. De priesters droegen clery-man op straat kwamen.
In de toren hingen 8 klokken die door middel van 8 naast elkaar geplaatste trekkoorden konden bespeeld worden. De ingang tot de speelruimte was gelegen naast het oksaal. Tijdens de oorlog mochten de klokken niet geluid worden. Toen dit voor de eerste keer terug mocht waren alle kerkzangers, ik inbegrepen, aanwezig in de kleine ruimte om de beiardier aan het werk te zien.
De doordeweekse organiste was Miss Barry, die met haar rug naar het altaar gekeerd, het instrument bespeelde. Ze kon het gebeuren aan het altaar volgen door een spiegel.
Het priesterverblijf ligt achter de kerk met de hoofdingang langs St. Peter's Street en een zij-ingang langs Bedford Street
Tijdens een nachtelijke luchtanval is er een brandbom door het plafond in het midden van de kerk terecht gekomen tussen de banken aan de mannen kant. Gelukkig was er de kerkwacht die de beginnende brand heeft kunnen blussen. De ganse duur van de oorlog was het gat in de zoldering te zien. Het dak werd hersteld. Om veilig te spelen werd er een grote watertank in een tuintje naast de kerk neergezet. Men heeft het water nooit moeten gebruiken.
Met drie broers zijn we lid geweest van het kerkkoor. We zongen tijdens de eucharistie- vieringen meerstemmige missen die ik heel mooi vond. Met Pasen werden de zangertjes uitgenodigd in een bovenzaaltje van de pastorij waar we getrakteerd werden op een snoepje en pop (limonade). Op zondag avond werd de rozenkrans gebeden gevolg door lof. (Benediction) Het Onze Vader, het Glorie zij, en op het einde de Wees gegroet Koningin werd gezongen. De kerk zat altijd vol. Eenmaal heb ik het meegemaakt dat alle vijftien mysteries achter elkaar werden gebeden.
De zondagsmissen werden goed bijgewoond. De kerkelijke diensten waren in mijn jeugdige ogen goed verzorgd maar duurden te lang. Alles gebeurde heel plechtig. Vöör de consecratie gingen zes misdienaars in processie naar de sacristie. Ze kwamen terug de kerk binnen en droegen een kandelaar met brandende kaars en stelden zich knielend op voor het altaar. Na de consecratie gingen ze processiegewijs terug.
In de namiddag was er voor de kinderen de zondagse Cathechisme. Men was niet verplicht om er naar toe te gaan maar er werd altijd gevraagd wie geweest was. Hier werd op een eenvoudige manier de leer en de gebruiken van de Kerk uitgelegd.
De scheiding van de geslachten werd streng in eer gehouden: een vrouwen- en een mannen kant. De meisjes waren verplicht iets op het hoofd te dragen. Ik heb ooit gezien hoe een lerares het hoofd van een meisje bedekte met de tip van haar mantel en haar naar buiten bracht omdat ze zonder hoofddeksel de kerk was binnen gekomen. Hoe de jongens gekleed waren speelde geen rol. Ze durfden naar de kerk komen met een gescheurde broek of een achterstevoor aangetrokken pullover.
Met kerstmis 1944 mocht er terug een middernachtmis opgedragen worden. Enkele kinderen kregen een plaats links van het koor in het zicht van het altaar. Ik was een van de gelukkigen.
Misdienaars konden ze altijd gebruiken. In het derde leerjaar werd gevraagd wie er misdienaar wilde worden. Dit was niet voor mij weggelegd. Er moesten bepaalde rituelen en Latijnse teksten van buiten geleerd worden en dat viel niet in mijn smaak. Het was een heel eind naar de kerk en het offer om vroeg op te staan had ik er niet voor over.
Ivo en ik werden eens door moeder rond Pasen naar de biecht gestuurd. Moeder had beloofd dat we macaroni zouden krijgen als we geweest waren. Het was al laat in de voormiddag en de biecht duurde tot ' s middag. Geen van beiden had zin maar we zijn toch vertrokken en wat rond de kerk blijven hangen. Ik denk dat we schrik hadden om een uitbrander van de biechtvader te krijgen. Uiteindelijk heeft Ivo het op het laatste nippertje gewaagd maar ik niet. Natuurlijk werd het thuis verteld en ik zat met de gebakken peren.
In september 1940 werden Jozef, Ivo en ik gevormd door Aartsbisschop MacGrath. De vormheer kwam maar om de vier jaar vormen en in 1940 was het de beurt aan de parochie van St. Peter’s. Zonder enige vorm van onderricht of ondervraging over kennis van het geloof werden we gevormd. We spraken de taal nog maar half. Als kind van nog geen acht jaar had ik geen benul over wat het ging.
De Belgische vluchtelingen kwamen gewoonlijk naar de mis van 9.30u. Nadien bleven ze voor het portaal van de kerk staan om de laatste nieuwjes te vertellen. Dit viel niet in goede aarde bij de lokale kerkgangers. Op het einde van de oorlog begonnen ze hetzelfde te doen.
's Zondags na de mis werd in het kerkportaal de "Catholic Times" verkocht. Het was geen parochieblad maar een blad uitgeven voor gans Gr. Britannië met informatie over het reilen en zeilen van de katholieke kerk in het algemeen. Iedere week stond er een prijskamp in voor de jeugd.
Eénmaal per jaar kwam een Belgische leger almozenier biecht horen. Dat waren de enige keren dat mijn ouders naar de biecht gingen. Ik ben er ook naar de biecht geweest maar wist nooit wat te zeggen. Het Engels was onze moedertaal geworden.
De melodie van de liederen die gezongen werden tijdens de mis en het lof ken ik nog altijd. De meeste van deze liederen werden ook gezongen in de klas tijdens een of andere speciale kerkelijke feestdag.
In Engeland and Wales vierde de katholieke kerk nog negen Heiligdagen terwijl er in België maar vier meer waren. Deze waren:
  • The Circumcision: 1 januari
  • The Epiphany: 6 januari
  • Ascension Day:
  • Corpus Christi:
  • SS. Peter and Paul: 29 juni
  • The Assumption: 15 augustus
  • All Saints: 1 november
  • Christmas Day: 25 december
Natuurlijk waren we "fier" om katholiek te zijn in een land waar zoveel verschillende denominaties zijn. Er werd ons ingeprent dat alleen de katholieke godsdienst de enige ware is. We trokken ons dat niet aan. Alleen als we naar de biecht moesten deden we in ons broek.
In Roath Park werden er soms godsdienstige gebedsstonden gehouden door een christelijke kerk maar nooit door de katholieken. De muzikanten van het Salvation Army gingen geregeld de straat op, hielden kollektes en preekten de Goede Boodschap. In de kerstperiode waren ze zeer aktief. Wij als "voorbeeldige" katholieke jongens riepen ze na en lachten ze uit. We voelden het aan als een doodzonde om te blijven luisteren naar zulke leugens. Wij bezaten immers het ware geloof !

Klik hier voor het vervolg

(c) Oscar Provoost. Gebruik van deze tekst toegestaan mits bronvermelding en kennisgeving aan Archief.