Deel 05. Het dagelijkse leven

In het huis was gemeubeld toen we er in kwamen. De stadsdiensten hadden er voor gezorgd dat we niets te kort hadden. De huishuur bedroeg 15/-. Het water was gratis maar voor gas en electriciteit moest er geld in de betaalmeters gestoken worden: 1/- voor een hoeveelheid electriciteit en 1d. voor gas. Vader ging werken en moeder deed het huishouden. Moeder zocht weinig kontakt met de buren. Ze verstond wel Engels maar sprak het weinig.
We gingen naar school met de klederen die we aan hadden tijdens de vlucht. Een golfbroek maakte deel uit van onze kledij. De kinderen op school lachten ons uit met onze "plus-fours". Om het lachen te doen ophouden deden we de stroppen rond de kuit los en lieten de pijpen zakken. Zo hadden we een lange broek.
Na de capitulatie van het Belgisch leger op 28 mei 1940 werden we snel de « Bloody Belgians » en lafaardsgenoemd maar dat ging vlug voorbij. We hebben een tijdje een andere weg naar school genomen omdat we bedreigd werden door een groep jongens van een andere school die ons een rammeling beloofden omdat het Belgisch leger zich had overgegeven. We kwamen ze altijd tegen in Richmond Road. Later werd het minder erg en liepen aan de overkant van de straat om ze niet tegen het lijf te lopen.
Sommige eetwaren werden gerationeerd maar er was nog genoeg voor iedereen. Wit brood was er altijd bij de bakker te krijgen en is nooit gerationeerd geweest. Soms lagen er dozen ingelegd fruit in de winkel maar die stonden wel op de bon. Appelseinen werden zeldzaam en op den duur niet meer te krijgen. Veel zal er later met convoyen uit de Verenigde Staten van Amerika ingevoerd worden maar die moesten eerst door de duikboot blokkades geraken.
Een klein ongelukje is rap gebeurd. Tassen en borden braken als ze op de grond vielen. Porseleinen borden werden vervangen door verlakte metalen borden als die te krijgen waren. Koppen werden vervangen door een conserve blikjes. Als die met hette thee of koffie gevuld waren verbrandde men zijn vingers.
In 1941 moest vader zich in London aanmelden bij de Belgische autoriteiten om te zien of hij geschikt was om dienst te nemen in het Belgisch leger. Moeder was natuurlijk ongerust. Na enkele dagen keerde hij terug met het goede nieuws dat hij afgekeurd was.
Om de maand kregen we het maandblad " Onafhankelijk België " met allerlei nieuwsjes over de Belgische regering in ballingschap en nieuws uit het bezette België en "Marine" met artikels over de "Belgian Section of the Royal Navy".
Al vlug kwamen er dagbladen in huis. 's Morgens gingen we in de krantenwinkel op de hoek van Diana Lane en Alfred Street de "Daily Express" kopen. Daarin stond één stripplaatje met tekst van de avonturen van Rupert the Bear. 's Avonds haalden we de "South Wales Echo" of "Western Mail" in huis. Wekelijks werden de bladen de "Picture Post" en "Illustrated" gekocht. 's Zondags werd "The News of the World" gelezen die bekend stond als een sensatieblad. We mochten in al deze dagbladen kijken. Eenmaal is het gebeurt dat vooraleer dat we inzage kregen in een weekblad er een prent was uitgeknipt vermoedelijk omdat er te veel "bloot" te zien was.
Voor de kinderen waren er de vele weekbladen, de comic's. We kochten de "Dandy" en "Beono" voor de stripverhalen en de "Hotspur", "Wizard","Champion" en "Knoch-Out" voor de vervolgverhalen. In de "Champion" stonden o.a. de avonturen te lezen van "The Lost Commando's" een sectie Britse soldaten die in 1940 de boot hadden gemist in Duinkerke en die in het bezette Franrijk allerlei avonturen beleefden in de strijd tegen de Duitsers. Ook een verhaal van een meute husky honden en hun menner in het barre noorden. Een zin kwam elke week terug in het verhaal als de honden door de menner met zijn zweep aangespoord werden om te vertrekken. "To the crack of the wip they sprang to their tug". "Film Fun" met o.a. stripverhalen van Laurel en Hardy, en "Radio Fun" met radiokomieken als Tommy Handley, Arthur Askey, Old Mother Riley en het toen nog jonge zangeressje Petula Clark werden bijna nooit gekocht maar geleend van kameraden.
Regelmatig kwamen de Belgische vluchtelingen samen. Alle zondagen werd er in de "Belgische Club" in James Street een film vertoond , een initiatief van "The British Legion." De Nationale Feestdag en Kerstmis werden op passende wijze gevierd.
We gingen twee halve dagen per week naar de "Belgische school" die gegeven werd in de "Belgian Club" op de eerste verdieping van een huis in James Street. Later meer hierover. In het lokaal stond een boekenkast. Na de filmvertoning op zondag ging de kast open en konden er boeken geleend worden. Het waren meestal Engelse boeken maar op de bovenste plank stonden enkele boeken in het Zuid-Afrikaans geschreven. Ik heb voor een oudere Belgische dame vaak op een stoel gestaan om deze boeken er uit te halen Hier heb ik kennis gemaakt met de verkorte uitgaven van enkele klassiekers van de wereldliteratuur, onder andere Robinson Crusoe, de werken van Charles Dickins, Gulliver's Travels, sommige verhalen uit Duizend en een Nacht, enz.
Aan de andere kant van het lokaal stond een piano. We vonden het fijn om er even op te tokkelen. Als ze beneden hoorden dat we aan het spelen waren kwamen ze het ons verbieden. De midden do op het klavier had ik gevonden ter hoogte van het slot.
Later werd in Mary Street het "Allied House" geopend die open stond voor alle mensen die tot de geallieerden behoorden. Op de gevel was er een horizontale blauwe band geschilderd met daarop geschilderd alle vlaggen van de bevriende naties.
Er werden ook uitstapjes per trein naar Barry Island ingericht op enkele kilometers van Cardiff. Barry was al vöör de oorlog een geliefde bestemming aan zee met een permanente foor. Sommige attrakties waren gesloten en van deze die open waren konden we door geldgebrek geen gebruik maken. Men trof er allerlei kansspelen aan waar men voor 1penny een hoop geld kon winnen. Meestal was de speler de verliezer. De piepshows hadden bij de jongens een groot succes. Het waren houten kasten met een kijker. Door aan een handel te draaien werden de foto's snel achter elkaar getoond zoals in een film. Het waren allemaal gewaagde scenes. Voor 1 penny kon men zien hoe een dame zich bijna totaal uitkleedde.
In 1943 of 1944 werd er voor de Belgen een uitstap ingericht naar Tintern Abbey en Symonds Yat. Ik moest thuisblijven omdat ik al een paar dagen vol met rode plekken stond en de dokter dacht dat ik de mazelen had. Dit was voor mij de tweede keer. Ik heb me echt nooit ziek gevoeld. Om meer klaarte te hebben mocht ik tijdens de dag in het bed van mijn ouders liggen. De dokter die mij kwam bezoeken was een zwarte die we Doctor Sambo noemden.
Ieder jaar werd er met Christmas voor de Belgische vluchtelingen een party gegeven. Alles was op zijn Engels. We werden getrakteerd op cake, jelly en blommonge, een soort lopende vanille pudding. De christmas crackers werden uiteen getrokken. Binnenin stak er gewoonlijk een verassing of een papieren hoed. Iedereen had een papieren hoed op het hoofd. Na het uitdelen van speelgoed door Father Christmas werden er spelletjes gespeeld. Met de tombola op ons laatste kerstfeest in 1944 had ieder kind van ons gezin een prijs gewonnen. Dat is nog nooit eerder gebeurd Thuis werd kerst ook gevierd maar op een meer bescheiden manier.
In Groot Britannië wordt op Christmas Eve een Christmasstocking aan de schouw op gehangen vooraleer slapen te gaan. Father Christmas moet die's nachts vullen. Ivo en ik kwamen op een leeftijd dat we begonnen te twijfelen aan Father Christmas en we besloten de proef op de som te zetten. We hingen onze kous aan de schouw in de hoop dat.... Toen we 's morgens wakker werden was ze nog leeg en hadden we het begrepen. Eens was ik niet tevreden met de kleurboek die ik kreeg en werd door moeder flink berispt. Op een keer werd er een grote houten locomtief vroegtijdig ontdekt en de verassing was er natuurlijk af.
Puzzelen deed ik heel graag. Eens grote puzzel gekregen van een zeilschip in volle zee. Die was zo moeilijk dat ik er nooit in geslaagd ben hem aftemaken.
In Woolworth verkochten ze knipselboeken waar men vliegtuigen kon uitknippen om nadien aaneen te lijmen met arabische lijm. Zo hadden we ooit een Wellington bommenwerper uitgeknipt maar de lijm deed het niet. Hadden we lang genoeg gewacht om de lijm wat te laten opdrogen vooraleer de twee stukken tegen elkaar te pressen was het wel gelukt.
Als er iets nieuw te rapen viel waren we altijd bij. Op zeker ogenblik kon men balsa hout kopen. Balsa is een zeer lichte houtsoort die gemakkelijk te verwerken is. Iedereen probeerde er vliegtuigen uit te snijden. Veel geduld hadden we niet en er is niet veel van in huis gekomen.
De Royal Infirmary had een ziekenhuis afdeling en een polykliniek. In de polykliniek kon men zich gratis laten verzorgen indien men gekwetst was. Ik had een dikke wrat aan de binnenkant van de linker pink en werd van moeder naar de polykliniek gestuurd om het te tonen. Aan de receptie kreeg ik mijn steekkaart. Ik werd door een dokter onderzocht die me naar een bepaalde afdeling zond. Er wachtte daar een man gezeten op een stoel met boven het rechteroor een wonde die hevig bloedde. Ik dacht waarom laten de verpleegsters die man doodbloeden. Toen het mijn beurt was om onderzocht te worden en de wrat toonde werd ik meteen weggestuurd.
Twee maal per jaar mocht door bemiddeling het Rode Kruis een brief met 25 woorden naar België verzonden worden. Op speciaal daartoe gebruikt papier werd zoveel mogelijk nieuws in korte zinnen opgeschreven, in de hoop dat de censuur er niets ging uit schrappen. Op dezelfde manier kregen we enkele brieven uit België. De brieven waren altijd lang onder weg.
In Richmond Road woonde Tjeppen een oude Oostense visser. Hij was klein van gestaalte, droeg altijd een zeemansklak en had een gouden oorbel in een van zij oren. Na een kortstondige ziekte is hij er gestorven.
Nieuwe kledij was moeilijk te krijgen. De aangeboden klederen waren gemerkt met een "Utility" label, te herbruiken. Ze waren te herkennen aan een witte label die aangebracht werd aan de binnenkant met daarop twee half op elkaar liggende zwarte cirkels waar er een vierde van een cirkel was uitgehaald met daarin het nummer 41.
Regelmatig zagen we legervoertuigen, tanks en kanonnen in convooi door de straten rijden. We wisten nog niets van D-Day af maar hoe dichter die dag naderde hoe meer militair verkeer er op de wegen verscheen.
In de straat werden op sommige plaatsen ronde metalen kuipen met deksel geplaatst. De bedoeling was het overschot aan eten er in te werpen om aan de beesten te geven. Ge kunt U voorstellen hoe die eruit zagen na enige tijd.
Luizen waren een vaak terugkerend probleem tot ergernis van moeder. Ik denk dat we ze meebrachten van school. Als we er mee zaten werden we door moeder onderhanden genomen. De luizen werden gevangen met een luizen kam en doodgenepen tussen de nagels van de duimen. De neten die op de haren kleefden werden op dezelfde manier vernietigd. Moeder had vaak last van luizen. Ze ging dan naar boven voor het raam van hun slaapkamer zitten en een van ons moest dan op zoek gaan naar de beestjes.


De Taal moet geleerd worden


We wilden zo vlug mogelijk de Engelse taal onder de knie krijgen. Vader had ergens een vertalend woordenboekje Frans-Engels gevonden en daarmee kon hij al een stukje verder dank zij de elementaire kennis van het Frans van moeder. Met het snuisteren op de zolder vonden we tussen allerlei spullen een catalogus met afbeeldingen van groenten en fruit. Moeder wilde een sla hebben en ik werd naar de groentenwinkel gestuurd om een krop sla te kopen. Ik vroeg een salad maar ze begrepen me niet. Uiteindelijk hadden zij het door: ik moest lettuce zeggen. Salad is een bereide koude schotel met sla, tomaten enz. Ik bleef maar aandringen dat ik een salad moest hebben. Er werd iemand naar de beenhouwer gestuurd om een soepbeen te kopen. Het Engelse woord werd gevonden in het woordenboekje. Er werd gevraagd of hij een "leg " had. De mens begreep eerst niet wat er bedoeld werd. Na het aanwijzen begreep hij het. Het moest "bone" zijn (beenderen). Een "leg" is een been.
Na enkele maanden waren we al goed op weg met de taal. In 1945 spraken we niets liever dan Engels onder elkaar.

De Voedselvoorziening


In het begin was er voldoende voedsel en werden er geen al te strenge maatregelen genomen om het voedsel te rantsoenering. De rantsoeneringsboekjes hadden drie soorten bonnetjes : A, B, C. De bonnetjes werden met een schaar uit het blaadje geknipt. De A bonnetjes waren voor de levensnoodzakelijke voedingswaren.
Iedereen kreeg een vaste kruidenierszaak aangewezen om zich te bevoorreden. De onze was Huxley’s op de hoek van Donald Street en Dalcross Street. Ik werd dikwijls naar Huxley’s gestuurd om o.a. kaas te kopen die op de bon stond. Ze waren verpakt per twee met een diameter van 30 cm. in een houten krat. Uit de kaas werd een stuk gesneden en ik kreeg altijd een stuk met een dikke korst van de buitenkant die mee gewogen werd en niet eetbaar was. Misschien was het omdat ik nog een kind was dat dit er mee te maken heeft. Als ik om dadels ging had ik er al onder weg naar huis ettelijke binnen gespeeld. Moeder zag het toch niet als er enkele minder waren.
Brood is nooit gerationeerd geweest. De loaf die wij kochten koste 4½ d. Er was een bakker op de hoek van Donald Street en Tyn-y Coed Place. Als we 's morgens geen brood hadden gingen we de bakkerij binnen. Het kon daar heerlijk ruiken.
Koffie hebben we altijd kunnen kopen zonder zegels zolang de voorraad strekte. Onze theebonnen ruilden we bij de buren voor suiker.

Klik hier voor het vervolg

(c) Oscar Provoost. Gebruik van deze tekst toegestaan mits bronvermelding en kennisgeving aan Archief.