Deel 04. De buren, ons huis en de medebewoners

De buren

Onze naaste gebuur waren Mr. en Mrs. Brewer en dochter Valery die enkel maanden jonger was dan ik. Het waren heel vriendelijke mensen en begrepen onze onbehulpzaamheid. Mr. Brewer heeft er voor gezorgd dat we brood hadden de dag dat we in Diana Street aankwamen. Zijn ouders hadden een bakkerij in Mackintosh Place en zij konden voor ons lange vierkante broden bakken. Hij was praktiserend Methodist en speelde orgel in de kerk. Eenmaal per jaar rond Kerstmis kwamen ze op bezoek om ons hun kerstwensen over te maken.
Toen de luchtaanvallen op London in alle hevigheid toenamen werden de kinderen van de meest kwetsbare distrikten naar het binnenland in veiligheid gebracht. Zo hebben de Brewer’s bijna drie jaar lang twee zusjes uit London opgenomen, Edna en Shirley. Ik heb er nooit mee gesproken maar voor een van hen had ik een platonische liefde.
Over de deur woonde een pompier Mr. Jewell met zijn vrouw en zoon Jeremy, wat verder Mr. en Mrs. Eedy met hun kinderen Jeremy en Janet.
De familie Chivers met Malcolm die een zware bril droeg, en Mary en Margaret woonden in Tyn-y-coed Place. Ook in Tyn-y-coed Place woonde in het eerste huis Mrs. Goodrich met haar dochter en zoon Frank. Zij was stok oud. Met behulp van haar wandelstok die afkomstig was van Waterloo, het stond er trouwens in gegrift en waar ze fier op was, ging ze ieder donderdag voormiddag op haar gemak tot in Albany Road om inkopen te doen. Daarna wachtte ze op ons en we droegen dan haar boodschappentas naar thuis. Hiervoor kregen we enkele pennies. Omdat we in haar smaak vielen noemde ze ons Rex.
Over het algemeen werden we door de geburen goed aanvaard.
Snel maakten we kennis met de andere kinderen van de straat en werden we in hun kring opgenomen. Ik herinner me Edgar Davies en Billy Wilkins.
Onze buurvrouw Mrs. Brewer heeft het later dikwijls opgehaald dat het middageten bij ons zowel als bij de Monteny’s onze medebewoners waar ik het later zal over hebben, altijd heerlijk rook toen ze zowel van voor of langs achter naar buiten kwam.

Ons huis

Nr. 129 is een van de grootste in de rij. Vooraan is er een muurtje met daarop een ijzeren hekwerk die later zal verwijderd worden. Daarachter een geplaveid " voorhofje". De voorgevel heeft beneden en boven een uitspringende erker. Een zoldervenster zit in een puntgevel. De voordeur is iets naar binnen in een nis geplaatst. E ris een klopper in plaats van een bel en men kan de deur openen door in de brievenbus zijn hand te steken en aan een koord te trekken die met het slot verbonden is.
Bij het binnen komen staan links onderaan tegen de gemeenschappelijke muur de gas- en electriciteits meters. Het zijn betaalmeters. Om stroom of gas te hebben moet men 1/- in de stroommeter en 1d. in de gasmeter steken. Als de afgestelde hoeveelheid voorzien door de meter opgebruikt is gaat het licht uit of de gas wordt afgesloten en moet men er opnieuw geld in steken. De voorplaats naast de gang zal later bewoont worden door Emiel en Danhilde Monteny en dochter Irène. Daarachter ligt een tweede kamer met een dubbele deur die uitgeeft op een kleine veranda en koer. Hier slapen Ivo en ik. Als we 's nachts wakker werden met een volle blaas riepen we op moeder die dan naar beneden kwam met de emmer. Het W.C. was boven op het einde van de overloop en omdat er geen licht mocht gemaakt worden kwam moeder liever naar beneden dan dat wij in het donker naar boven gingen. Later werd in onze slaapkamer een metalen shelter met verdieping gemonteerd om ingeval van bominslag beschermd te worden tegen instorting. Juist naast de deur is er een nis waar we wat speelgoed konden wegbergen.
Naast onze slaapkamer is er een gang die toegang geeft tot de woonplaats. Naast deze deur in de woonplaats is er een deur die toegang geeft naar een ruimte onder de trap. Onder de vloer in deze ruimte is de afsluitkraan voor het water. Het huis heeft geen kelder. Er werd altijd gezegd dat de plaats onder de trap het veiligste is. Later hebben we met onze eigen ogen kunnen vaststellen dat de trap gewoonlijk op zijn plaats bleef staan als het huis door een bom getroffen werd. We hadden nog geen shelter en vader had in deze ruimte onder de trap een planken platform gebouwd op de halve hoogte. Er was daar bijna plaats voor iedereen in geval van een luchtalarm. Vöör de open staande deur werd de tafel geschoven.
We brachten het grootste deel van onze tijd door in de woonkamer. Deze woonkamer heeft twee schuiframen. Op de schouw boven de open haard stond de enige foto die uit België meegekomen was: een foto van Lina Bollens de jongste dochter van moeder 's oudere zuster tante Stans (Constance),.
Achter de woonkamer is er de voorraadkamer (pantry) met een deur naar de koer. Daar achter ligt de keuken met gasvuur, de waterkraan met afwasbak en de deur van het kolenkot. Dit gedeelte is aangebouwd en heeft een leien dak. Een achterdeur geeft toegang tot de koer met rechts een W.C. die in jaren niet meer gebruikt werd.
Op de koer is er een stukje grond die begroeid is met gele bloemen met een donker hartje op een lange stengel, dan de garage met inrit langs Tyn-Y-Coed Place. Kort na onze intrek in het huis had ik een ongeval op deze koer. Twee metalen staken verbonden met houten stokjes gelijk een ladder vermoedelijk gebruikt om struiken tegen te binden stonden uitnodigend op mij te wachten. Ik klom langs deze stokjes omhoog toen er een plots mijn doorbrak. Bij het naar beneden vallen bleef ik met de binnen kant van mijn linker bovenarm haperren aan een verroeste nagel. Het was een lelijke wonde. Mijn ouders dachten waarschijnlijk aan tetanos en in allerijl werd ik meegenomen naar een apotheek « Boot’s » in Albany Road. De taal niet kennende liet vader de wonde zien. Wat er toen verder gebeurt is herinner ik me niet meer maar het litteken is er nog altijd.
De slaapkamer van mijn ouders ligt op de eerste verdieping. Deze kamer neemt de volledige breedte in van het huis. Daarachter ligt de kamer waar de andere kinderen sliepen. Boven de openhaard in deze kamer zie ik nog altijd een kader hangen met een prent waar een rondborstige koning een toast uitbrengt met een tekst: "To the ladies, God bless them".
Enkele trappen lager is er een kleine kamer waar later Irène Monteny zal slapen. Verderop is de badkamer met ligbad. Om warmwater voor het bad te hebben moet de open haard in de woonplaats aangestoken worden en een klep in de schouw gedraait zodat de warme rook in plaats van meteen de schouw in te gaan eerst door een spiraal moet met water die het opwarmt. We hebben nooit gebruik gemaakt van deze badkamer. Op het einde van de bovengang staat de W.C. met waterspoeling. Deze had een soort pan waar men zijn uitwerpselen kon controleren.
Op de drie kamers van de tweede verdieping lagen allerlei spullen. Deze kamers zijn nooit gebruikt geworden. Aan de venster hangen houten venetiaanse blinden. We hebben van sommige latten zwaarden gemaakt. Er lag een 35 mm. filmprojector en enkele lengtes film over een parade met soldaten en tanks uit de Eerste Wereldoorlog. De eindjes film werden aan elkaar gestikt en vader plaatste een gewone gloeilamp achter de lens. Na de korte vertoning moest de film met de hand terug opgerold worden. Uiteindelijk werd een van de lenzen weggegeven en was het gedaan met spelen. In dozen lagen kartons met allerlei spreuken en citaten uit de bijbel.
Alle woon- en slaapkamers hebben een open haard. De enige openhaard die gebruikt werd was die van de woonkamer. De schouw werd regelmatig door een schouwveger gekuist. Er werd een zak met een opening in het midden vöör de haard opgehangen. Een eerste stok werd aan een stijve ronde platte borstel gevezen en door het gat in de zak gestoken naar het schouwgat. Daarna werden er meer stokken bijgeschroefd en al draaiend de borstel naar boven geschoven tot dat de borstel uit de schouw te voorschijn kwam. Alles werd daarna al draaiend terug naar beneden getrokken en de stokken uiteengevezen. Het roet die in de haard viel werd in een zak geschept en meegenomen. Als de schouw na de winter werd gekuist kon er een halve zak roet opgeschept worden.
In vele kamers staat er een belknop op de muur maar die werkten niet. De zekeringen van de electriciteit waren hoog tegen de plafond in de gang geplaatst. Ze werden met draadjes hersteld.
De dakgoten zijn van gietyzer. Enkele zijn naar beneden gevallen en liggen kapot op de grond. De beste stukken werden gebruikt als knikkerbaan.
's Zaterdag werd er gekuist. Ik heb dikwijls op Engelse wijze de keuken en de voorraadkamer geschuurd. Op de knieën en met een harde handborstel in de hand werd de vloer met zeepsop geschrobd. Daarna werd alles met een dweil opgenomen en vervolgens met een uitgewrongen dweil opgedroogd. Een aftrekker en een schuurborstel met lange steel moet hier nog uitgevonden worden.

De medebewoners

Emiel Monteny en zijn echtgenote Danhilde met dochter Irène (20 jaar oud) werden bij ons gehuisvest vermoedelijk rond 1942 omdat de autoriteiten dachten dat ons huis te groot was voor ons alleen. Het was een Oostends vissers gezin. Het echtpaar woonde en sliep in de voorkamer terwijl de dochter kamer kreeg op de eerste verdieping. Ze waren gevlucht op de vissersboot van hun zoon. De schip is later met man en muis op zee vergaan zonder overlevenden maar ik weet niet onder welke omstandigheden.
Emiel Monteny was al verlamd en bedlegerig toen zij bij ons kwamen. Danhilde vertelde dat toen ze naar huis terugkeerden na een bezoek aan een kennis het luchtalarm begon te loeien. In plaats van dekking te zoeken kwamen ze terecht in een bombardement. Door grote schrik bevangen was Emiel ineens verlamd. Hij lag altijd in bed en kon zich moeilijk verstaanbaar maken. Zij kon hem goed verstaan. Op de tafel naast zijn bed stond zijn blikken spuwpot waar ik een gruwel aan had. Danhilde kwam regelmatig een babbeltje doen. Als hij zijn vrouw nodig had klopte hij met zijn spuw pot op tafel om haar te roepen. Emiel is in Cardiff gestorven. Het jaar is me onbekend.
Danhilde zoals vele vissersvrouwen had de gewoonte om te snuiven. Ze had altijd haar snuifpotje bij. Als ze goesting kreeg nam ze wat snuif tussen duim en wijsvinger bracht die naar haar neus en snoof het op. Haar bollekens zakdoek droeg de sporen van haar snuiven.
Hoe ze haar eten bereidde kan ik me niet herinneren, er was immers geen gasaan-sluiting in de voorkamer maar ik denk dat ze gebruik maakte van onze gaskoker.
Als ze even tijd had kwam ze graag bij ons wat vertellen. Toen ze tijdens de vlucht vöör Duinkerke lagen weigerde de schipper van een andere vissersboot te wachten op het sein om door te varen en is op eigen risico verder gevaren. Ze zijn op een mijn gelopen en met man en muis vergaan.
Mijn broer Ivo had veel last van verzworen oogwimpers zo erg zelfs dat zijn ogen 's morgens dicht plakten van de etter. Danhilde had natuurlijk de oplossing, een echte Oostendse remedie. Om verlost te worden van deze kwaal moest hij naar de beenhouwer gaan de deur openduwen en roepen : "Zwinne puste bluft doa moa"!
Ze waren de gelukkige bezitters van een radio. 's Avonds werd er dan geluisterd naar Jan Moedwil op de nederlandstalige uitzending van de BBC die altijd eindigde altijd met : "En toch krijgen we ze de moffen".
Toen de Amerikanen in 1943 aankwamen ging de dochter Irène in hun cantine werken. Ik heb ze dikwijls laat horen thuiskomen als ze thuisgebracht werd in een legervoertuig.

Klik hier voor het vervolg

(c) Oscar Provoost. Gebruik van deze tekst toegestaan mits bronvermelding en kennisgeving aan Archief.