E. Benoot over de overstroming van 1953

Onderwijzer E. Benoot getuigt: Ik was toen onderwijzer in de Van Nesteschool. Omstreeks 10 uur op zondagmorgen deelde de directeur mij mee dat de burgemeester ons opvorderde om te helpen bevoorraden. Ik kreeg een boot en een roeier en moest het brood en de melk die door de S.E.O. ter beschikking waren gesteld gaan ronddragen. Vanuit de vensters op de bovenverdieping werden mandjes neergelaten en daar legden we de rantsoenen in. De bevoorrading ving aan rond vier uur in de middag, maar omstreeks acht uur waren de voorraden al op. Bovendien was het bitter koud. De Van Nesteschool was het centrum van de hulpverlening. Na twee dagen was het water wel weg, maar er lag nog veel slijk. En soms kwam er onverwacht hulp opdagen, zoals die drietonner van het Rode Kruis uit Brussel, bestuurd door een jong meisje. Zij kwam totaal onverwacht maar ze was meer dan welkom. De soepbedeling vond plaats in de school, in grote bidons die door de stadsdiensten ter beschikking werden gesteld. De dames van het Comité hadden spontaan aangeboden om te komen helpen bij de soepbedeling, maar de meesten waren te licht gekleed voor die tijd van het jaar en vertrokken al snel weer naar huis. Alleen mevrouw Quaghebeur bleef hardnekkig helpen, ondanks haar te lichte, modieuze kledij.

Meer weten: lees de publicatie "Oostende onder water"

(c) E. Benoot. Gebruik van deze tekst toegestaan mits bronvermelding en kennisgeving aan Archief.