Deel 38. Spel en ontspanning

Op de speelplaats was voetbal erg populair maar er was toch voor elck wat wils, o.a. “de slange”: een lange sliert leerlingen die elkaars hand vasthielden. “De slange” probeerde je te “pakken” (tikken), werd hierdoor voortdurend langer en zorgde voor overlast op de speelplaats. Wanneer we “overloper” speelden, moest je, tussen de andere leerlingen door, van de ene naar de andere kant van de speelplaats lopen. Tussenin stonden “wachters” die je probeerden te tikken en in de “bak” te stoppen. Dit spel was letterlijk en figuurlijk adembenemend wanneer het werd gespeeld op een overvolle speelplaats. Je bewoog tussen de medeleerlingen en al sluipend probeerde je, zonder dat de "wachters" je opmerkten, de andere zijde te bereiken. En ‘s winters stonden uiteraard ijs- en sneeuwpret op het programma.

Thuis speelde je alleen of met enkele vriendjes. “Cowboy en indiaan” was een klassieker. Of je verkleedde je als ridder en ging je vriendjes te keer met een houten degen of met een zelfgemaakte “pieke”. Nonkel Gustaaf fabriceerde eens een ”wissen” (verhard riet uit de gracht) boog met bijhorende pijlen. Dit eenvoudig en kosteloos speelgoed sprong in het oog van mijn kameraden die allen beurtelings ermee wilden schieten. Het centrum van onze speelactiviteiten was het “kot” dat dienst deed als kroeg, troonzaal, laboratorium of als klas. Want uiteraard speelden we ook “schoolmeestertje”. Er volgde telkens een lange discussie om uit te maken wie de schoolmeester zou zijn en wie op de schoolbanken plaats moest nemen. Af en toe speelden we ook "katje duuk" (verstoppertje) maar daarvoor had onze tuin te weinig verborgen hoekjes. We verlegden ons terrein naar het deel van de “soldatenberg” waar zich nu het Ensorinstituut bevindt. Er waren daar voldoende putten, bunkers en struikgewas om je degelijk te kunnen verstoppen.

Als enig kind was ik meestal alleen om te spelen en moest ik voortdurend inspiratie zoeken. Ik herinner mij dat ik nog bankbiljetten van alle mogelijke landen heb gedrukt met mijn “drukdoze”: dollars, peseta’s, escudo’s, lires, kronen, lei en noem maar op. Deze munteenheden haalde ik uit het jaarboek van de Winkler Prins waarin een overzicht stond van alle courante munten en hun koers t.o.v. de Belgische frank. Wanneer ik niemand had om mee te spelen, bracht mijn collectie miniatuurautootjes vertroosting. Of legde ik met gebruikte stekjes imaginaire spoorlijnen aan in vaders tuin. Pa's moestuin werd voor de gelegenheid oerwoud of Afrikaanse kolonie. Naast die spoorverbindingen kwamen kanalen waarin ik water uit de tuingieter de vrije loop liet gaan. Gaandeweg werd pa's tuin verdeeld tussen de verschillende koloniale mogendheden: vooraan bevond zich een Franse kolonie, aan de zijkanten waren de Hollanders of de Portugezen beschaving aan het brengen, terwijl achteraan de Engelsen hun imperium aan het consolideren waren ... Als een nieuwe Ferdinand de Lesseps, groef ik ook wel eens een Suez- of Panamakanaal. Die inspiratie haalde ik uit de kranten of uit het radionieuws want we waren volop in dekolonisatie en die verliep niet overal geweldloos.

Wanneer ik geen inspiratie had om een degelijk scenario te verzinnen, vond ik troost bij een boek. Tijdens mijn lagere schooltijd, heb ik weinig boeken met doorlopende tekst gelezen. Daarmee ben ik pas echt begonnen tijdens het 7de leerjaar, met Jan Zonder Vrees en de Leeuw van Vlaanderen. Nadat Meester Avonture op een zaterdagmorgen vol vuur over Hendrik Conscience had verteld, ben ik 's namiddags begonnen met De Loteling. Voordien las ik uitsluitend stripverhalen. Robbedoes, Kapoentjes en Kuifje waren mijn vrienden.

Ook de verhalen van Erik de Noorman, die eerst als feuilleton in Het Laatste Nieuws en nadien in boekvorm verschenen. Erik de Noorman was een combinatie van strip en doorlopende tekst. Waarschijnlijk is die reeks bepalend geweest voor mijn overstap van het stripverhaal naar de jeugdroman. Ook de Kapoentjes en Robbedoes bevatten doorlopende teksten waarin ik soms inspiratie vond voor schoolse opstellen. Een tijdlang zette ik mijn vader onder druk om van krant te veranderen en een abonnement te nemen op Het Volk. Uiteraard was dit omwille van de Kapoentjes die als bijlage in de krant staken. Ik was niet matig afgunstig op de klasgenootjes die elke week een nieuwe aflevering van de Kapoentjes konden lezen terwijl ik, met een half jaar vertraging, aangewezen was op de verzamelalbums. Ik vulde ook mijn collectie aan met vroeger verschenen albums die ik op de kop tikte in het tweedehandse aanbod van boekhandel Degrijze.

Klik hier voor het vervolg

(c) John Aspeslagh. Gebruik van deze tekst toegestaan mits bronvermelding en kennisgeving aan Archief.