Deel 37. Speelgoed van de Sint

Vanaf begin november troonde Sinterklaas in A l’Innovation. Een hele verdieping was gereserveerd voor het vele speelgoed dat hij uit Spanje had meegebracht. Wekelijks gingen we op (de lesvrije) donderdagnamiddag onze aankopen doen “in stad” en brachten natuurlijk ook een bezoek aan de speelgoedafdeling van het grootwarenhuis. Ik bleef liefst op veilige afstand van zijn troon want het gebeurde wel eens dat hij me interpelleerde als ik te dicht van hem naderde: mijn tante die in het warenhuis werkte, had vooraf de Sint getipt over ons bezoek.

Vooral de “comptoir” waar de elektrische treinen en de meccano waren opgesteld, trok mij aan. De meccano was de voorloper van de lego. Bij de lego volstaat het de verschillende blokjes in elkaar te laten passen. Bij de meccano kwamen ook kleine schroefjes en elektriciteit te pas. Zo kon je er een hijskraan bewonderen waarop lampjes waren aangebracht en die bediend werd door een klein motortje. Ook de elektrische treinen werkten op mijn verbeelding: miniatuur treinstelletjes reden door tunnels, bossen, dorpen, over bruggen en viaducten en hielden halt in kleine stationnetjes. De verlichte seinpalen fonkelden in mijn ogen. Mijn moeder en tante gaven me de raad om nederig te beginnen en elk jaar bijkomende “dozen” aan de Sint te vragen. Doch dit project is nooit van stapel gelopen: wat ik eigenlijk wilde, was de volledige showtafel in één keer, met alles erop en er aan, maar dit was uiteraard financieel niet mogelijk. Faseren leek me een uitzichtloze zaak. Toen mijn vader bovendien argumenteerde dat men voor dergelijk grootschalig project een vaste ruimte nodig had, was de maat vol. De moed zakte in mijn schoenen en ik geraakte al mijn dromen kwijt.

Mijn speelgoed beperkte zich tot meer alledaagse voorwerpen. Tijdens mijn kleutertijd kreeg ik een pop en een kinderwagen. Eigenaardig dat ik mij interesseerde voor “meisjesspeelgoed”. Nu het rollenpatroon is doorbroken, zou dit wel geen verwondering meer wekken. Waarschijnlijk had deze aantrekking voor het huiselijke te maken met het feit dat ik enig kind was, pas laat naar de kleuterschool ben gegaan en ma dag in dag uit in het huishouden bezig zag. Al vlug verdween de pop op zolder (ik was beschaamd als een vriendje op bezoek kwam; eens vroeg een kameraadje of ik nog een zusje had) en ging mijn belangstelling uit naar meer soldatesk speelgoed: revolver, zwaard, degen, een fort, miniatuursoldaatjes en legervoertuigen. Tanks en vrachtwagen reden rond in miniatuurdorpjes waar het leven zich afspeelde rond kerk, school en kruidenier. Later stond ook een intercom op de verlangenlijst. Deze werkte op batterijen en de twee telefoontoestellen waren onderling met een draad verbonden. De intercom, die trouwens regelmatig defect was, vond ma een ideaal middel om me aan tafel te roepen als ik op mijn kamer aan het spelen was.

Toen ik wat ouder werd en het in de zomer mooi weer was, kwamen andere geneugten om het hoekje kijken. In het “bosje” zaten er heel wat vissers rond de “grote lac”. Mijn grootmoeder kocht een vispersje waarmee ik heel wat “kraaivisjes” ving. Met een emmertje vol, trokken we dan naar huis. Tegen dat we thuis kwamen, waren ze reeds allemaal naar pierenland vertrokken. Terwijl ik viste, was mijn grootmoeder niet op haar gemak. Ze kwam uit een tijd waar visvangst en jacht voorbehouden waren voor de rijken en de machtigen der aarde. Voor deze activiteiten was dan ook een “permis” (vergunning) nodig. Ik zie nog altijd een brave politieman zijn ronde doen rond de “lac”. Memé had hem al van een heel eind ver in het oog en verstopte mijn vispers onder het gras. Precies of die brave pakkeman een fikse boete ging uitschrijven en de opgeviste “kraaivisjes” in beslag nemen!

Klik hier voor het vervolg

(c) John Aspeslagh. Gebruik van deze tekst toegestaan mits bronvermelding en kennisgeving aan Archief.