6.3 De Hollandse periode
De feiten
Het ligt niet in onze bedoeling om hier de algemene politieke situatie en de daaruit voortvloeiende problemen en conflicten uitvoerig te bespreken[1]. In deze korte tijdspanne van onze geschiedenis, speelden de belangrijkste zaken zich immers vooral af op nationaal en internationaal niveau. Het valt dan ook niet mee om een algemene situatieschets te geven, zonder ellenlange uitweidingen en zonder al te veel van ons onderwerp af te wijken. We hebben er dan ook de voorkeur aan gegeven om d.m.v. een dwarsdoorsnede de situatie te schetsen i.p.v. een compleet overzicht te geven. Er zullen m.a.w. slechts enkele aspecten belicht worden[2].
Vast staat dat door het samensmelten van de Noordelijke Nederlanden met het latere België op het Congres van Wenen (16 december 1814), er een amalgaam tot stand kwam waarvan beide delen zo van elkaar verschilden, dat het bijna gedoemd was tot mislukken. Want niettegenstaande Willem I een politiek wou doorvoeren ter bevordering van het eenheidsgevoel tussen Noord en Zuid, waren er toch op heel wat vlakken problemen : twee voorbeelden ter verduidelijking. Eerst en vooral was er de taal : het Zuiden was tijdens de twintig jaar durende Franse bezetting sterk verfranst en Willem I wou juist de eenheid van de Nederlanden illustreren met, en beter laten functioneren door het Nederlands als eenheidstaal in te voeren. Terwijl de Zuid-Nederlanders voorstanders waren van een politiek van taalvrijheid, koos Willem I uiteindelijk toch voor een politiek van taaldwang, nl. verplicht gebruik van het Nederlands voor alle administratieve, rechterlijke en militaire overheden in de provincies Oost- en West-Vlaanderen, Antwerpen en Limburg (1819)[3].
Daarnaast was ook de kerkelijke politiek een punt van wrevel. Willem I wou één grote, uniform georganiseerde katholieke kerk voor het gehele rijk, ter vervanging van de gebrekkig opgebouwde, bisschopsloze missiekerk van het Noorden en als voortzetting van de onder Napoleon in een gallicaans klimaat geconsolideerde kerk van het Zuiden. Hiervoor moest hij ofwel het concordaat van 1801 territoriaal laten uitbreiden of een nieuw concordaat sluiten. Hij slaagde er echter niet in om met Rome een akkoord te bereiken. Bovendien wou hij, zoals het reeds het geval was in de Noordelijke Nederlanden d.m.v. het Algemeen Reglement voor de Nederlandse Hervormde Kerk (1816), de kerk grotendeels door de staat laten reglementeren. Pas in 1827 kwam de uitbreiding van het vroegere concordaat van 1801 tot stand : 's Hertogenbosch en Amsterdam zouden de nieuwe bisschopssteden van de noordelijke provincies worden en ieder bisdom zou zijn eigen kapittel en seminarie mogen hebben. Bovendien kreeg Willem I inspraak bij de bisschopskeuze die aan de uiteindelijke benoeming door de paus moest voorafgaan.
Bij de uitvoering van het concordaat liep het echter al fout : er waren o.a. moeilijkheden bij bisschopsbenoemingen en bij de inrichting van de kapittels[4]. Samen met andere twistpunten, leidden de twee aangehaalde voorbeelden tot de Belgische Revolutie en ten slotte ook tot de onafhankelijkheid.
De topografie van de stad
de vestingen
Onder het Hollandse bewind gebeurde er aan de Oostendse vestingen al bij al niet zoveel. Zij zorgden eigenlijk enkel voor de verdere afwerking van hetgeen al begonnen was onder het Franse bewind of voor de effectieve uitvoering van hetgeen de Fransen gepland hadden.
Op het plan van Oostende uit het jaar 1816 (KP/H0047), zien we de twee forten aan weerszijden van de stad. Het westelijk fort werd in 1814 door de Engelse troepen afgewerkt (zie hoger). De gebastioneerde stadsversterking aan de westzijde van de stad werd later met drie nieuwe ravelijnen uitgebreid (zie KP/G0102), terwijl de vroegere bastions afgebroken en vervangen werden door een vereenvoudigde vestingmuur[5]. Om de zuidelijke stadsuitbreiding te beveiligen, werd er een nieuwe walmuur en lunet opgetrokken[6]. Ook het hoornwerk, dat de bassins moest beschermen en dat reeds gepland was onder Napoleon, kwam er pas onder het Hollands bewind en werd in 1827 voltooid (zie het plan uit 1856, KP/G0102). Het terrein tussen de handelsstad en de zuidoostelijke bastions werd ingericht als militair fort : er werd een militair hospitaal opgetrokken, een centraal legermagazijn, een kazerne, een poedermagazijn en later nog een magazijn voor de artillerie[7].
de haven en het havenverkeer
Ook in verband met dit aspect van Oostende, kunnen we vrij kort zijn, want niettegenstaande het feit dat de Oostendenaars verlost waren van het Franse "juk" en hoopten op een vlug herstel onder het nieuw bewind, gaven de nieuw leiders toch de voorkeur aan de Noord-Nederlandse havens. Alleen de visserij bleef vrij, terwijl de zeehandel nogal beperkt bleef[8].
Tussen 1817 en 1820 werd er een schutsluis gebouwd voor de handelsdokken, ter vervanging van de bestaande eenvoudige sluis. Deze sluis liet immers slechts in- en uitvaart toe bij een gunstig tij, nl. wanneer het niveau in de havengeul en in het dok gelijk was[9]. Een jaar later werden de dokken met het kanaal van Slijkens naar Brugge verbonden, wat een enorme verbetering betekende voor de binnenvaart[10].
demografie
Op demografisch vlak was er daarentegen wel een verbetering zichtbaar : terwijl er in de tweede helft van de Franse periode (1806-1814) slechts een natuurlijke aangroei was van 157 personen, was er in de periode 1815-1819 (dus slechts vijf jaar) een aangroei van 888 personen. Bovendien waren er in de periodes 1810-1814 en 1815-1819 nagenoeg evenveel sterfgevallen (respectievelijk 1298 en 1282), waardoor het verschil in natuurlijke aangroei dus verklaard moet worden door een stijging van de geboorten[11].
de plannen
In deze paragraaf willen we er enkel op wijzen dat er tijdens de Hollandse periode veel meer gebeurd is op cartografisch vlak dan onze selectie van plannen zou kunnen laten uitschijnen. Er werden b.v. grootscheepse projecten opgestart om het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden te karteren[12]. Wij hebben er echter de voorkeur aan gegeven om voor de behandeling van deze korte tijdspanne enkel gebruik te maken van het strikt noodzakelijke cartografische materiaal.
Als besluit bij dit hoofdstuk, kunnen we stellen dat Oostende eigenlijk een stap achteruit gezet heeft in vergelijking met de vorige periode (a.h.w. door inactiviteit)[13]. Maar juist dit feit heeft een grote weerslag gehad op de verdere toekomst van Oostende. Want zowel onder het Franse als onder het Hollandse bewind werd de haven aan haar lot overgelaten : vooraleer de spuikom er kwam, had de Franse bezetter vooral oog voor de militaire aspecten van de stad (cf. de vissers die als matrozen voor de oorlogsvloot werden geronseld,...). Ze lieten de verzanding haar gang gaan en zelfs na het graven van de spuikom, bleek die eigenlijk niet volledig aan de eisen te voldoen[14]. Onder het Hollandse bewind daarentegen was het oorlogsgeweld geluwd, maar toch werd de haven niet in ere hersteld, vnl. om zo de nabije concurrentie van de Noord-Nederlandse havens uit te schakelen. Op die manier werd het voor Oostende onmogelijk om zich tot een Europese haven van eerste rang te ontwikkelen. In ons volgende hoofdstuk, zullen we zien hoe de stad tijdens de tweede helft van de 19de eeuw een nieuwe weg insloeg, nl. die van het toerisme.
[1] Voor een uitvoerig relaas in verband met België onder het Hollandse bewind, verwijzen we graag naar J.A. BORNEWASSER. Het Koninkrijk der Nederlanden 1815-1830 - Algemene Geschiedenis der Nederlanden, deel 11, p. 223-279.
[2] Voor een vollediger beeld verwijzen we naar de Algemene Geschiedenis der Nederlanden.
[3] J.A. BORNEWASSER. Het Koninkrijk der Nederlanden, p. 253.
[4] J.A. BORNEWASSER. Het Koninkrijk der Nederlanden, p. 257-258. De auteur heeft het naast de twee voorbeelden die wij aanhaalden ook nog over de cultuur-, de onderwijs- en de welvaartspolitiek.
[5] P. LOMBAERDE. De vestingbouwkundige werken, p. 247.
[6] R. LAURENT. De havens aan de kust en aan het Zwin, p. 67.
[7] P. LOMBAERDE. De vestingbouwkundige werken, p. 247.
[8] A. SLEEKS. Oude Oostendse straten, p. 42.
[9] F. GEVAERT. Van kreekmonding tot verkeerscentrum - De Plate, 1991, p. 326.
[10] A. SLEEKS. Oude Oostendse straten, p. 42.
[11] J. WALGRAVE. De bevolking van Oostende, p. 33.
[12] Voor meer informatie, zie : L. HENS-VERCAUTEREN. De topografische kaarten van de Zuidelijke Nederlanden (1815-1830) - Tijdschrift van de Belgische Vereniging voor Aardrijkskundige Studies, 42 (1973), nr. 2, p. 333-455.
[13] Dit feit heeft ook zijn weerslag in het aantal artikels en plannen die er voor deze periode beschikbaar zijn. Ook in werken die een ruimere periode beslaan, wordt er aan de Franse en vooral aan de Hollandse periode, opmerkelijk minder aandacht besteed dan aan andere periodes uit onze geschiedenis.
[14] R. VERCAUTEREN. Ostende à travers les siècles - Industrie, 1964, p. 694.