1.1 Inleiding

Historisch onderzoek i.v.m. de stad Oostende brengt één groot probleem met zich : door een Duits bombardement in 1940 verdween immers zowat het gehele stadsarchief ! De verleiding is dan ook groot om de periode vóór het eerste betrouwbare plan, te omschrijven als een duister tijdvak dat wegens gebrek aan primaire bronnen slechts in een notendop kan en moet behandeld worden. Maar er is meer ...

 

Naast de talrijke secundaire bronnen uit het einde van de 19de en het begin van de 20ste eeuw die wel nog van het verdwenen archief gebruik gemaakt hebben[1], zijn er ook nog de dubbels van de stadsrekeningen in de Rekenkamer van Rijsel[2]. De oudste rekening die bewaard is gebleven is die van 1403-1404[3]. Het valt dan ook niet mee om precies aan te duiden waar en wanneer de entiteit die nu de naam Oostende draagt, ontstaan is. Eén van de belangrijkste bronnen voor deze vroegste periode is het charterboek van Jacob Oliviers (1524-1590) dat door Edward Vlietinck werd uitgegeven[4]. De octrooien, ordonnanties en privileges die hierin beschreven zijn, geven de belangrijkste gebeurtenissen weer vanaf 1267, het jaar waarin Oostende de toestemming kreeg om een halle en een marktplaats op te richten. Maar ook van de periode vóór 1267 zijn er vermeldingen van het (vermeende) Oostende-Testerep[5], met name in het jaar 1072 en zelfs in 814. Er is echter veel discussie omtrent deze twee vroegste data (zie verder).

 

Ook rond het suffix Testerep is er al een uitvoerige discussie gevoerd door diverse auteurs die er elk een eigen mening op nahielden, gaande van een baai, een "voorgebergte"[6], een duinenrij tot zelfs een riviertje of een meer. De meer aanvaardbare oplossing beschrijft Testerep als een langgerekt stuk (vandaar de naam) veengrond, dat gegroeid is uit de alluviale afzettingen van de zee en dat aan landzijde begrensd werd door een lange kreek, die vanuit het IJzerestuarium naar Oostende liep (en waarvan het Groot Geleed als afwateringsgracht een overblijfsel is). Andere dorpen op dit "eiland" bij de kust zijn Westende (op het westelijke uiteinde) en ongeveer in het midden, Middelkerke. Met de inpolderingen van de IJzerstreek (voltooid ca. 1300) verdween Testerep en meteen ook het suffix[7].

 



[1] o.a. E. VLIETINCK. Het Oude Oostende en zijne driejarige Belegering. Oostende, 1897, 329 p. ; J. PASQUINI. Histoire de la ville d'Ostende et du port. Brussel, 1842, 373 p.

[2] Deze dubbels worden bewaard in het Algemeen Rijksarchief, Fonds Rekenkamers, nr. 37.239 e.v. (In het Stadsarchief van Oostende bevinden zich kopieën op microfilm, nvdr).

[3] G.G. DEPT. De oudste rekening van Oostende (1403-1404) - Annales de la Soc. d'émulation de Bruges, dl. LXXV (1932), p. 180-217.

[4] E. VLIETINCK. Cartulaire d'Ostende. Antwerpen, 1910, 304 p.

[5] Er zijn verschillende schrijfwijzen voorhanden, naast Testerep vindt men onder meer : Ostende te strep (1330), la ville d'Ostende Testrep (1335), Testerephem, enz.
E. VLIETINCK. Het oude Oostende, p. 19-24.

M. GYSSELING wees erop dat "Ter Streep" niet voldoet als verklaring voor Testerep, dat eigenlijk "westelijk strook land" betekent, in Testerep, Tessel, Testerbant en Texuandri - Mededeelingen Vlaamsche Toponymische Vereeniging te Leuven, 21 (1945), p. 1-9. ; Ook J. DE LANGHE verwierp de naam "Ter Streep" als zijnde een "geleerde, etymologiserende verkeerde schrijfwijze voor Testerep (of Testereep)", in Toponymica uit de kuststreek - Biekorf, LVI, 1955, p. 330.

[6] De term "promontoire" wordt o.a. door V. FRIS gebruikt in zijn bijdrage : Ostende-Oostende - C. RUELENS. Atlas des villes de la Belgique au XVIe siècle. Plans du géographe Jacques de Deventer, exécutés sur les ordres de Charles-Quint et de Philippe II. Brussel, 1884-1924, p. 1. De term dekt de lading niet daar "voorgebergte" meer op een kaap wijst, dan op een klein eiland.

[7] A. VERHULST. Landschap en landbouw in middeleeuws Vlaanderen, p. 27-29 en p. 53-54.


Klik hier om verder te lezen.