Deel 31. Pius non papa, Theo de duivenmelker en Erri de schoepiet...

Op de wijk woonden heel wat volksfiguren. Precies alsof ze stapten uit één of andere TV-reeks als Schipper naast Mathilde, De Heren van Zichem, Pastoor Munte, De Dorpsherder, enz. Er waren doodgewone zielen bij, maar ook meer gedistingeerde personen, voor wie men - letterlijk en figuurlijk - de hoed afdeed.

Theo uit de Blauwkasteelstraat, tijdens het “seizoen“ koetsier met bolhoed, was “achter zijn uren” duivenmelker. Duiven die niet presteerden als verhoopt, verkocht hij voor consumptie. Mijn oom en tante waren trouwe klanten van hem. Met de regelmaat van de klok, kwam hij zijn diertjes aanbieden: drie duifjes elk afzonderlijk opgesloten in een gecompartimenteerde rotanmand. Aan mijn grootmoeder viel op zaterdag de trieste eer te beurt om hun de nek over te snijden en ze te pluimen. Memé, gehuld in een brede schort, zat op een laag bankje, nam het diertje op haar schoot en sneed de halsslagader over met een aardappelmesje. Na het pluimen, werd het beestje nog even “geschoeperd” op het gasfornuis om alle dons en restanten van pluimen te verwijderen. De volgende dag ging memé bij tante en nonkel “haar duifje” verorberen. Als Theo zijn diertjes aan huis kwam afleveren, bleef hij ook "plakken", tot groot ongenoegen van mijn tante die, na een zware dagtaak als verkoopster in de Inno, dergelijke banale gesprekken kon missen. Theo maakte ook misbruik van de situatie, in die zin dat hij de frequentie van zijn leveringen voortdurend omhoog dreef. Van éénmaal per maand, werd het al vlug om de veertien dagen. Nonkel en tante durfden niet weigeren uit schrik dat Theo de kraan zou dicht draaien en zijn malse duifjes voor andere klanten zou reserveren. Dikwijls heb ik memé horen zeggen : “Is hij daar weeral” ?

Pius was de overbuur van Theo. Ik heb nooit geweten welke Pius’ beroepsactiviteit exact was of geweest was. Misschien heeft hij nooit gewerkt of was hij “aan de ziekenkas”? Ik zag hem regelmatig de straten dweilen met zijn fiets, met een stenen pijpje in de mond. Pius was goed thuis bij zijn familie op de buiten en bezorgde “zijn klanten” allerlei producten van de hoeve. Hij haalde alles bij met de fiets. Zijn actieradius strekte zich uit tot Slijpe en verder. Zo leverde hij eens een gans voor ons Kerstfeest. Pius dronk ook graag een glas en was thuis in café Het Blauwkasteel. Toen, na het overlijden van paus Pius XII, paus Johannes aantrad, spraken zijn drinkebroers hem van de ene dag op de andere aan met “Johannes”. Pius was dood, leve Johannes!

Wat nu een uitstervend beroep is, was toen nog levenskrachtig. Er woonden twee “schoenlappers” in de buurt. Henri, de “schoepiet” woonde in de Gerststraat. Het was een jonggezel, een eenzaat, die thuis werkte (in het zwart?) en ‘s avonds de schoenen aan huis afleverde. Hij droeg altijd een blauw “werkmans-vestje” dat deed denken aan dat van Mao. Als hij de schoenen terugbracht, bleef hij wat napraten bij een glas bier en een zelf gerold sigaretje. Het huurhuis waar hij woonde, moest later plaats maken voor de ingang van de afdeling Gerststaat van het klein college. Oscar, de andere sympathieke “schoenlapper”, werkte aan zijn open raam in de Stuiverstraat. Daarnaast zou de cinema Orly nadien zijn deuren openen. Van ‘s morgens vroeg tot ’s avonds laat, werkte hij zo goed als op straat, wenste goeie dag aan de voorbijgangers en sloeg met iedereen een praatje. Ondertussen goot hij wel ettelijke pintjes naar binnen, de bak stond trouwens naast hem. In de zestiger jaren ging zijn schoenmakerij van de ene dag op de andere in faling en werd ze opgedoekt. Het gezin had de reputatie nogal kwistig met geld om te springen. Er deden de wildste verhalen de ronde van wat daar aan weggegooid voedsel in de vuilbak te vinden was...

Leander had zijn kapsalon aan de Blauwkasteelstraat. Werken op afspraak was bij hem onbekend. Wie zijn haar kwam laten knippen, moest geduld opbrengen en zijn beurt afwachten. Zijn klanten, bijna uitsluitend mannen, maakten daar geen probleem rond want ondertussen konden ze de laatste nieuwsjes uitwisselen, over voetbal praten en wat “vuile” kluchten vertellen. Leanders aandacht was steeds verdeeld tussen de klant van wie hij het haar aan het knippen was en het cliënteel dat zijn beurt afwachtte. Ondertussen werden moppen getapt en vuile praat verteld. Leander moest zich ook regelmatig eventjes verwijderen om “te pissen”, dat zei hij althans. Hij maakte van de gelegenheid gebruik om een flesje Pils door de keel te gieten. Was het regelmatig plassen een noodzaak of een uitvlucht? Zijn vrouw werkte beperkt mee in de zaak. Ze waste het haar van de weinige dames die zich nog door Leander lieten kappen. Leander paste zich aan aan de gewijzigde omstandigheden en vond een bijkomend inkomen in het valideren van de pronostiek- en de loto-formulieren. Allerlei prijzen in natura werden bij hem gedeponeerd in afwachting dat de gelukkige winnaar ze zou komen ophalen. Na een heel leven rechtop staan, moest Leander zijn beroep noodgedwongen opgeven. Zijn gewrichten en voeten waren versleten en bezorgden hem slapeloze nachten… Diabetes compliceerde zijn gezondheidstoestand. Het was een brave man die ook zieken en mindervaliden aan huis kwam kappen.

Onze buren, “Erri en Pola”, kwamen dag in dag uit in ruzie. Paula schold haar man het haar van het hoofd en slingerde hem in het openbaar de lelijkste en gemeenste verwijten en scheldwoorden toe. De man incasseerde dit allemaal en liet haar woordenvloed over zich heen lopen. Wat kon hij anders? Niet te verwonderen dat hij overleden is aan een hartkwaal. Paula heeft hem overleefd en is nog lang alleen blijven wonen. Ze hadden geen kinderen. Hun huisbaas was de bekende Oostendse fotograaf Antony die regelmatig de woonst kwam inspecteren. Zijn kledij en opsmuk dateerden uit een ander tijdperk: gestreepte broek en zwarte vest, “alpin” en knijpbril (pince-nez). Paula en Henri bewerkten en onderhielden de achterliggende tuin. 's Zomers haalde de familie Antony de groenten en het fruit op voor eigen consumptie.

In onze straat liepen we nog twee andere ouwe heertjes tegen het lijf. Vooreerst de drukker Sweetlove die, net zoals Antony, er nogal ouderwets bijliep. Naast onze deur woonde de bekende Volksvertegenwoordiger Karel Goetghebeur met zijn tweede vrouw Maria Dewitte met wie hij, op gevorderde leeftijd, nog drie kinderen had. In de vijftiger jaren was hij nog steeds parlementair. Zijn vrouw, die na haar gezinstaak ook nog “wijkmeesteres” was binnen de “Vrouwengilde” van Sint-Jan, voerde hem rond met een zwart wagentje (een Austin?) met P-nummerplaat. “Menère Goetghebeur”, zoals mijn ouders hem noemden, werkte graag in zijn moestuin. Als wederdienst voor het “zootsje” vis dat vader hem wekelijks bezorgde, kregen we 's zomers verse soepgroenten uit zijn tuin. In het Parlement volgde Dries Claeys hem op. Hij stierf in 1973. Het BRT-journaal vermeldde zijn overlijden.

Constantje” was actief in de Kapellestraat. Het was een iets corpulente bejaarde man, met zeemanspet, die, tegen een kleine fooi, aan de ingang van A l’Innovation waakte over de kinderwagens. Zuigelingen werden rondgereden in een “sieje” (kinderwagen). Meer begoede gezinnen beschikten voor de zomermaanden over een “poussette”, voorloper van de buggie. Zowel “sieje” als “poussette” waren te volumineus om ermee te manoeuvreren tussen de “comptoirs” van een grootwarenhuis. De moedertjes lieten kroost en “sieje” achter aan de deur en vertrouwden die toe aan de hoede van “Constantje” die de baby’s in slaap dommelde en geruststelde tot mama terugkwam. Mijn moeder en grootmoeder kwamen nooit voorbij de Innovation zonder een praatje te slaan met “Constantje”. Zijn vrouw Julia was een jeugdvriendin van mijn grootmoeder. Eén keer per jaar gingen we bij hen op koffievisite. Het was meestal Julia die ons ontving want “Constantje” liet zijn moedertjes en zuigelingen niet graag in steek. Julia was een gulle, bejaarde dame, met ver uitgegroeide tanden, die, wanneer ze bezoek had, alles ging uithalen of weggeven. Ze had één zoon die pas op latere leeftijd was gehuwd en inwoonde in het ouderlijk huis.

Klik hier voor het vervolg

(c) John Aspeslagh. Gebruik van deze tekst toegestaan mits bronvermelding en kennisgeving aan Archief.