Beernaert Auguste: de nobele onbekende

Precies 100 jaar geleden, in 1909, werd de Nobelprijs voor de Vrede toegekend aan een Oostendenaar, Auguste Beernaert. Voor velen is hij inderdaad een “nobele onbekende”. Nochtans was Auguste Beernaert een “grote meneer” en dat in vele opzichten. Hoog tijd dus om de man die een monument kreeg op het Marie-Joséplein beter te leren kennen.

Zijn afkomst

Auguste Marie François Beernaert werd in Oostende geboren op 26 juli 1829. Hij was het eerste kind van Bernard Beernaert en Euphrosina Josepha Royon.
Twee jaar later werd zijn zus Euphrosina geboren.
Hun vader, Bernard Beernaert, was verificateur bij de dienst Registratie en Domeinen en afkomstig van Evergem. Zijn moeder behoorde tot de vooraanstaande Oostendse familie Royon, die ook verwant was aan de kunstenaarsfamilies Hamman en Van Cuyck.

Auguste bracht zijn kleuterjaren door in de Albertusstraat (later omgedoopt tot Euphrosina Beernaertstraat) in Oostende, maar als kind verhuisde hij in 1835 met zijn ouders en zus achtereenvolgens naar Dinant en Namen.

Zijn studies

Auguste Beernaert studeerde vanaf 1846 Rechten in Leuven. Hij studeerde in 1851 af met grootste onderscheiding. Hij kreeg een reisbeurs en studeerde gedurende twee jaar verder in Parijs, Heidelberg en Berlijn.

Zijn carrière

Vanaf 1853 ging hij aan de slag als advocaat, aanvankelijk bij Hubert Dolez, een vooraanstaand advocaat en liberaal politicus. Enige tijd later startte hij zijn eigen succesvolle praktijk waarbij hij zich specialiseerde in fiscaal recht. Daarnaast schreef hij ook voor diverse juridische tijdschriften. In 1859 werd hij rechter aan het Hof van Cassatie en stafhouder van de orde van advocaten.

In 1873 zette hij, op 43-jarige leeftijd, zijn eerste stappen in de politiek en werd hij, als niet-verkozene in het parlement, minister van Openbare Werken in het katholieke kabinet van Jules Malou. Onder zijn impuls werd de infrastructuur van wegen, spoorwegen, kanalen verbeterd en werd de Antwerpse haven verder uitgebouwd. Zijn pogingen om kinderarbeid in de mijnen af te schaffen mislukte.

In 1874 slaagde hij er niet in om een senaatszetel te veroveren, maar enkele maanden later werd hij wel verkozen als volksvertegenwoordiger in het arrondissement Tielt. Toen de katholieken in 1878 verslagen werden, was hij minister af maar toen zijn partij in 1884 opnieuw de overwinning behaalde werd hij opnieuw minister van Openbare Werken, aangevuld met de portefeuilles Industrie en Landbouw. Enkele maanden later werd hij eerste minister, een functie die hij tien jaar lang zou behouden.

Auguste Beernaert mag gerust worden beschouwd als de politicus die rust bracht na een woelige politieke periode en zijn uitspraak “Wij zullen de wereld verbazen door
onze gematigdheid” alle eer aandeed. Hij stelde zich erg verzoenend op en kreeg zo ook het respect van zijn politieke tegenstanders.

Het was de regering Beernaert die de eerste sociale wetgevende initiatieven nam. Zo kwam er een wettelijke beperking op vrouwen- en kinderarbeid en mochten de lonen voortaan niet meer in natura of in herbergen worden uitbetaald.

Er kwamen ook belangrijke kieshervormingen. Terwijl het stemrecht in België totdantoe was beperkt tot de gegoede klasse, stapte men in 1893 af van het cijnskiesrecht en werd het algemeen meervoudig stemrecht ingevoerd. Elke man van ten minste 25 jaar kreeg voortaan één stem. Accijnsbetalers en mannen in het bezit van bekwaamheidsattesten kregen nog één of twee bijkomende stemmen. Hierdoor steeg het aantal kiezers van 46.000 in 1830 tot 1.370.000 in 1893. Bovendien werd de opkomstplicht ingevoerd.
Beernaert was ook een voorvechter van de Vlaamse zaak. Een wet in 1886 zorgde voor de oprichting van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde en een wet op het hoger onderwijs van 1890 was een mijlpaal voor de bevordering van het Nederlands als onderwijstaal in Vlaanderen. Vanaf 1895 zouden titularissen van bepaalde functies, bijv. rechters, notarissen en bepaalde leerkrachten in Vlaanderen Nederlands moeten kennen.

Tijdens zijn premierschap werd de onafhankelijke vrijstaat Kongo opgericht (1885), waarbij hij Leopold II een rol als staatshoofd toebedeelde. Toen stelde hij zich nog vrij loyaal op ten aanzien van de koning en zorgde hij ervoor dat de staat bijv. leningen aan Leopold II toestond voor de ontwikkeling van Kongo. Later zou hij zich fel kanten tegen de mistoestanden in Kongo en de slavernij en slavenhandel nadrukkelijk aanklagen.

Beernaert trad in 1894 af omdat de Kamer zijn wetsontwerp tot invoering van evenredige vertegenwoordiging bij verkiezingen weigerde goed te keuren.

Het was overigens niet de eerste keer dat Beernaert in zijn plannen werd gedwarsboomd. Zo was hij voorstander van de persoonlijke dienstplicht, waardoor (rijke) dienstplichtigen hun dienstplicht niet langer zouden kunnen afkopen, maar dit voorstel was in 1887 verworpen. Hij zorgde er wel voor dat onderwijzers werden vrijgesteld van de dienstplicht wat belangrijk was voor de ontwikkeling van het lager onderwijs.

Wie dacht dat Beernaert na zijn aftreden als premier mokkend aan de zijlijn zou gaan staan, had het verkeerd voor. Enkele dagen na zijn ontslag werd Beernaert benoemd tot minister van Staat. In 1895 verkozen zijn collega’s hem tot kamervoorzitter, een functie die hij uitoefende tot 1900.

Na de binnenlandse politiek waagde hij zich op het buitenlandse politieke toneel. In 1899 en 1907 vertegenwoordigde hij België tijdens de Internationale Vredesconferenties in Den Haag. In 1899 was hij voorzitter van de eerste commissie die zich bezighield met de beperking van wapens, in 1907 zat hij de commissie voor die zich bezighield met gedragscodes i.v.m. landoorlogen.

Als pacifist zette hij zich in als lid van de Interparlementaire Unie. Die Unie is een internationale organisatie die in 1889 was gesticht als eerste permanente forum voor multilaterale politieke onderhandelingen. Hoewel de Unie begon als een organisatie voor individuele parlementariërs, groeide het later uit tot een internationale organisatie voor parlementen van soevereine staten.
Beernaert zat verscheidene conferenties van de Unie voor en was voorzitter van de Unie vanaf 1899 en van zijn uitvoerend comité vanaf 1908.

Hij was ook bemiddelaar van het Permanente Hof van Arbitrage, een internationaal gerechtshof dat in 1899 was opgericht door de Internationale Vredesconferentie in Den Haag. Hij vertegenwoordigde Mexico in een conflict met de Verenigde Staten. Dit was meteen de eerste zaak van het internationale arbitragehof.

Hij ijverde ook voor de eenmaking van het internationaal maritiem recht. Onder zijn initiatief hadden er al twee internationale conferenties plaatsgevonden, resp. in 1885 en 1888 maar die bepalingen waren door maar weinig landen aangenomen. De bepalingen over aanvaringen en schade op zee die onder zijn voorzitterschap werden aangenomen tijdens een conferentie in Brussel, werden wel door veel landen geratificeerd.

In 1909 won hij de Nobelprijs voor de Vrede o.a. voor zijn inzet om arbitrage toe te passen om internationale geschillen op te lossen, zijn strijd voor ontwapening en zijn strijd voor de afschaffing van de slavernij en de plundering van Kongo. Hij deelde de prijs met Paul Henri Balluet d'Estournelles de Constant, een Fransman die eveneens actief was in het Permanente Hof van Arbitrage. Hij ging de prijs evenwel niet zelf in ontvangst nemen, naar verluidt omdat hij teveel andere activiteiten had.

Auguste Beernaert overleed op 6 oktober 1912 op 83-jarige leeftijd in Luzern (Zwitersland) aan de gevolgen van een longontsteking die hij had opgelopen tijdens een congres van de Interparlementaire Unie in Genève.

Beernaert en de kunst

Beernaert stamde uit een kunstenaarsmilieu. Hij was via moederskant verwant met de familie Hamman, Van Cuyck en Royon. Hij was zelf een verdienstelijk tekenaar maar het was vooral zijn zus Euphrosina die haar schildertalent ontwikkelde en internationale roem oogstte met haar romantisch-realistische oeuvre. Zelf was hij een verwoed kunst-liefhebber en een groot verzamelaar van werken van Vlaamse primitieven en eigentijdse Belgische kunstenaars. Bij testament schonk hij een groot deel van zijn verzameling aan diverse Belgische musea.

Zijn privéleven

Over zijn privéleven is vrij weinig bekend. Hij huwde op 6 augustus 1870 met de veel jongere Mathilde Borel (1851-1922), dochter van de consul van Zwitserland in Brussel. Het huwelijk bleef kinderloos. Hij woonde in Bosvoorde bij Brussel en is er begraven in het familiegraf waar ook zijn echtgenote en zus zijn begraven.

Beernaert en Oostende

Beernaert is nooit politiek actief geweest in Oostende. Hij had de stad als kind al verlaten, maar kwam er af en toe wel nog terug.

Oostende eerde hem met een monument op het Marie-Joséplein dat op 25 september 1927 werd onthuld in aanwezigheid van de kroonprins (de latere koning Leopold III) en talloze hoogwaardigheidsbekleders.
In Stene werd in 1925 ook een straat naar hem genoemd, gelegen tussen de Guido Gezellestraat en de Nieuwelangestraat.

Auguste Beernaert wordt beschouwd als een gematigd katholiek, een groot pacifist en vooruitziend sociaal hervormer. Zijn motto was: “Van alle politieke deugden komt volharding op de eerste plaats en zij is ook de eerste vereiste voor succes”.

Bron: bio-bibliografie Auguste Beernaert