Deel 28. Feest op de wijk en in stad

Eén van mijn vroegste herinneringen uit de Nieuwlandstraat is een autorace in de straten van St.-Jan, waarschijnlijk in 1954 of 1955. Dergelijk evenement is nadien nooit meer herhaald en zou vandaag zeker verboden worden omwille van de risico’s (denken we maar aan de ongevallen tijdens de 24 uur van Ieper). De racewagens bolden door de straten van de wijk terwijl de voetpaden zwart zagen van het volk. Stonden er nadarafsluitingen op de voetpaden om de kijklustigen van het parcours af te schermen? Ik weet het niet meer. Eén herinnering is mij bijgebleven: een Kongolees die tijdens de race leurde met snoep en kauwgum. Voor de rest volgden we, uit veiligheidsoverwegingen, de race van uit de bovenverdieping. De racewagens kwamen uit de Elizabethlaan en, via de Stuiverstraat, reden ze de Nieuwlandstraat in richting Blauwkasteelstraat.

Eind april was er kermis op Sint-Jan. De attracties, met de woonwagens er tussen, hadden hun standplaats in de Kroonlaan, vlak voor de stadsschool. De Kroonlaan was nog een brede straat waar weinig verkeer voorbijkwam. We volgden van heel dichtbij de voorbereidingen en het opslaan van de kermiskramen. We hadden wel een busje water bij waarmee we de andere kinderen, bij voorkeur de meisjes, nat spoten. Bijzonder in trek waren de “rupse”, de boksauto’s, het schietkraam en het oliebollenkraam ... waar je ook “makrons” kon kopen: een soort van suikerachtige snoep die op bakpapier gespoten was. Voor mij was het schietkraam verboden terrein: moeder had schrik van “verloren kogels” … Lange jaren stond daar ook nog het “lowietje”: twee bakken die, rond een as op en neer gingen en manueel bediend door een bejaarde man. Uiteraard kon dit voorhistorisch tuig niet wedijveren met andere meer gesofistikeerde attracties.

Jaar na jaar verminderde de belangstelling voor deze lokale gebeurtenis. Een sociale rol vervulde ze niet. Het was louter een attractie voor de jeugd. Ouders vergezelden hun kroost, maar zelf hadden ze niet veel aan deze lokale kermis. Een terras, waar ze rustig een pint hadden kunnen pakken en wat keuvelen met wijkgenoten, was onbestaande. In de onmiddellijke omgeving van de Kroonlaan waren er ook geen drankgelegenheden. De dichtstbijzijnde cafés (bv. de “Oostrozebeke” die nog steeds bestaat) bevonden zich langs de Torhoutsesteenweg, een heel eind weg van het kermisgebeuren. Eind van de jaren 60 of in de loop van de jaren 70, is “Sint-Jan-kerremesse”, zoals op zovele wijken, een geruisloze dood gestorven. In Oostende was enkel nog plaats voor de grote kermis … Alle wijkkermissen waren hetzelfde lot beschoren: de kermissen van het Westerkwartier (Conscienceschool), Petit-Paris (Koninginnelaan), de Boterput, de Vogelmarkt, het Hazegras, de Conterdam … De attracties waren elk jaar wat minder in aantal, tot uiteindelijk niets meer overbleef …

Meteen verdween ook een oud gebruik: het begraven van het “hespebeen” de laatste maandagavond.

Oostende Kermis viel de eerste zondag van oktober. Oorspronkelijk had Oostende Kermis eind juni plaats, ter gelegenheid van het Feest van Sint-Petrus en -Paulus, wanneer de Zeewijding uitging. Omwille van het “seizoen” werd Oostende Kermis verplaatst naar de eerste zondag van oktober. De Zeewijding bleef nochtans eind juni uitgaan. Elk jaar stond een circus op de vleesmarkt. Traditioneel woonden we, met de hele lagere school, een optreden bij op woensdagnamiddag. Woensdag was een volledige lesdag want we kregen vrijaf op donderdagnamiddag. De vrije woensdagmiddag werd pas rond 1958 ingevoerd. Vanaf toen eindigden de lessen op zaterdag om 12.00 uur. De schooljaren voordien was er nog les op zaterdagnamiddag. De vrije weekendcultuur kreeg geleidelijk aan vorm ... De oliecrisis van 1973 zou de aanleiding (of het alibi?) zijn om ook zaterdagmorgen lesvrij te maken.

Oostende was toen al twee braderies rijk: de braderie (eerste weekend september) aan de Torhoutsesteenweg en de Alfons Pietertslaan. Dit was de “grote braderie”. Met Oostende Kermis, begin oktober, was er een tweede keer braderie, dit maal in de Kapellestraat.

Dit waren allemaal niet te missen evenementen. Ze betekenden een afwisseling in de dagelijkse sleur. De meeste Oostendenaars gingen niet op vakantie en zochten ter plaatse vertier. Men was vlug tevreden en genoot van de kleine pleziertjes die het leven bood ...

Klik hier voor het vervolg

(c) John Aspeslagh. Gebruik van deze tekst toegestaan mits bronvermelding en kennisgeving aan Archief.