Deel 26. "Bonte avond"

Jongeren, die opgegroeid zijn bij het televisietoestel of met de gameboy, kunnen zich moeilijk de lange winterse avonden van weleer voorstellen.

Het radiotoestel was een echt meubelstuk en bekleedde een ereplaats in elk gezin. Na de oorlog was het model naar uitzicht wel geëvolueerd maar het concept was nog dat van de jaren dertig of veertig. Mijn ouders huwden in 1946 en kochten een klein Philips toestel met bakelieten kast. In het begin van de vijftiger jaren kwam een Sierra in de plaats die op zijn beurt rond 1957 de plaats ruimde voor een recent model van het Duitse merk Blaupunkt. Het toestel had drie luidsprekers: één vooraan en één langs elke zijkant. Alhoewel de Duitse toestellen een uitstekende reputatie hadden qua klankkwaliteit, was deze nog niet stereofonisch. Stereofonie dateert pas uit de zestiger jaren en deed zijn intrede via de langspeelplaat en later via de ether. Onze Blaupunkt had een ingebouwde ferrit-antenne en een FM-band die op dit ogenblik overbodig was vermits het NIR (de voorloper van de VRT) enkel in het Brusselse op de FM-band te beluisteren was. In Oostende hoorde men, bij optimale weersomstandigheden, hoogstens in de verte wat muziek en vooral veel geruis. Radio beluisteren kon enkel via de lange of de middengolf (AM). Het aantal posten dat men kon capteren met een buitenantenne (in feite een koperdraad gespannen van het dak naar achteraan in de tuin), steeg indrukwekkend wanneer de duisternis was ingevallen. Het gevolg was dat de posten elkaar stoorden of verdrongen (Fadingeffect). Een sterke en naburige zender won steeds het pleit.

Een populaire zender uit de naoorlogse jaren was Studio Kortrijk die later BRT West-Vlaanderen en nog later Radio 2 zou worden. Studio Kortrijk zond uit vanuit Kuurne op 198m van de middengolf en was ‘s avonds aan de kust nauwelijks te beluisteren. Het hele gezin moest omzeggens met het oor tegen de luidspreker liggen om maar iets te kunnen meepikken van de Bonte avond (op dinsdag?) verzorgd door Willy Lustenhouwer.

Ook de platenindustrie kende een hele evolutie: het was de periode dat de 78-toeren-plaat plaats ruimde voor de 45- en vooral voor de 33-toeren of langspeelplaat. Sommige radiotoestellen hadden een ingebouwde pick-up. Mijn vader was daar geen voorstaander van want hij was overtuigd dat een ingebouwde platendraaier van mindere kwaliteit was. Bovendien waren de langspeelplaten (Deutsche Grammaphon Geselschaft, Decca, Polydor) nog heel kostelijk en vader vreesde eraan “verslaafd” te worden. Hij wachtte tot 1959 om zijn eerste pick-up aan te schaffen. Op dit ogenblik overspoelden de goedkopere en meer populaire langspeelplaten uit Amerika de Europese markt. De eerste langspeelplaten hadden een duur van 15 à 20 minuten, de tweede generatie, vervaardigd in vinyl en minder broos, haalde 25 à 30 minuten langs één zijde. De diamanten naald moest maar om de zoveel maanden worden vervangen.

Terwijl het gezin (meestal met één oor) naar de radio luisterde, had elk gezinslid zijn eigen bezigheid. Wanneer mijn huiswerk af was, speelde ik meestal aan tafel. Als Sinterklaasgeschenk had ik twee “dorpjes” (een stel kartonnen of Zwitserse mini-chalets met kerk, stadhuis, winkels, enz) gekregen. Ik stelde die gebouwtjes op en reed er tussen met mijn miniatuurautootjes. Daarna schreef ik wat aan mijn “lessenaar” of speelde ik “schoolmeestertje” voor een imaginaire klas. En zo ging de lange winterse avond voorbij.

Vader zat in zijn zetel, met zijn voeten op een bankje, dicht bij de kachel. Hij las Het Laatste Nieuws of één of ander boek. Hij was geabonneerd op de Reinaertreeks en las ook graag detectiveverhalen, o.a. de boeken van de Amerikaan Micky Spilain. Een leeslamp was er niet, wel een “daglicht” of TL-lamp die meer, maar minder gezellig licht verspreidde dan de gewone gloeilamp.

Ma en memé breiden meestal of deden verstelwerk. Er werd nog heel wat gebreid: sokken, sjaals, truien en wanten. De gewone mens was spaarzaam en verstelde zoveel als mogelijk. Mijn moeder slaagde er zelfs in om van een afgedankte jas van vader een jasje voor mij te maken. Om een gat in een sok de dichten, stak men er een soort van houten ei onder voor de stevigheid. Dan stopte men het gat toe. Een schoen, waar binnenin een nagel uitstak, zette vader op de “tatsevoet” en klopte de nagel terug naar binnen.

Lange tijd hebben we ons gewarmd aan een “ménagère”-kachel met ingebouwde oven. Men kon er ook op koken. Achteraan stond de ketel en de koffiekan. Op het einde van de vijftiger jaren kwam een “feu continu” in de plaats. In tegenstelling met de “ménagère”, moest deze kachel niet elke morgen opnieuw worden aangemaakt en bleef ze ‘s nachts op een laag pitje verder branden. In de “ménagère” brandde men halfvette kolen en antraciet in de “feu continu”. Op de “ménagère” strooide moeder soms wat zout en liet er de resterende stukjes aardappel van ‘s middags op “kasteren" (een korstje er rond laten bakken). Een lekkernij bij een boterham en een “schelle koas”!

Klik hier voor het vervolg

(c) John Aspeslagh. Gebruik van deze tekst toegestaan mits bronvermelding en kennisgeving aan Archief.