Deel 23. De sprotfabrieke en de èletriekfabrieke

De massale IJslandvaart is voltooid verleden tijd. Ook visverwerkende familiebedrijfjes gaven één na één de geest. De “sprotfabriek” was toen al een mythe. Industriële bedrijven die, qua hygiëne, de lat veel hoger konden leggen, namen hun plaats in. Transport van vis naar het binnenland gebeurt tegenwoordig met koelwagens. Tot in de jaren zeventig was er een vistrein die, via een speciaal spoor langs “De Bolle”, de vis kwam ophalen aan de mijn.

Te Oostende is er weinig of geen industriële archeologie. De elektriciteitsfabriek aan het Sas en de gasfabriek werden gesloopt. Idem voor de “Iesfabrieke”, de “Froid industriel”, waar blokken ijs werden aangemaakt en uitgevoerd naar cafés, viswinkels, slagers, enz. Het opwekken en verdelen van gas en elektriciteit in stadsregie, werd op het eind van de jaren zestig overgedragen aan een intercommunale. De frisdrankenfabriek Verborgh aan de Elisabethlaan, sloot eveneens haar deuren. Tegenwoordig is er een supermarkt gevestigd. De monumentale limonadefles die vooraan op het platform stond, was lange tijd de laatste getuige van de vroegere activiteit. Garages (bv garage Oceaan aan de Koningsstraat, concessionaris van Renault) verhuisden van het centrum naar de rand. De oesterput aan de Langestraat is gesloten en verkommert verder. Hoeveel kolenhandelaars zouden er nog zijn? Wat rest er van het personenverkeer (Oostende – Southend) op de eertijds zo bloeiende luchthaven? Hoeveel Oostendenaars verdienden hun boterham niet bij de Regie voor Maritiem Transport of bij de “Marine” (Belgische Zeemacht)? De Zeewacht, uitgegeven door de familie Elleboudt, wordt niet langer door de drukkerij Unitas op de Conterdam gedrukt maar is overgenomen door Roularta. Zijn vroegere concurrent, Het Nieuwsblad van de Kust, van Prosper Vandenberghe is reeds heel lang uit de rekken verdwenen. En wat is er geworden van de Courier du Littoral ? En van gerenommeerde hotels als de Osborn, La Couronne, enz. Het lijstje is verre van af ...

Klik hier voor het vervolg

(c) John Aspeslagh. Gebruik van deze tekst toegestaan mits bronvermelding en kennisgeving aan Archief.