Deel 04. De bioscoopbezoeker wordt televisiekijker

Tijdens mijn “bioscoopjaren” (1954-58), stond de televisie nog in haar kinderschoentjes. Het nieuwe medium was er enkel in geslaagd om binnen te dringen in de woonkamer van een handjevol gegoede burgers. Het grote publiek keek enkel televisie op straat. Tientallen kijklustigen verdrongen zich voor het uitstalraam van de elektro-zaken waar, op zaterdag- en zondagavond, het kleine zwart-wit scherm het water in hun mond deed komen. Voetgangers die op zondagavond de “boulevard afzakten” vanaf het stadhuis richting Petit Paris, konden in flarden de traditionele speelfilm van “Rijsel” volgen. Ze zagen het begin van de film in het uitstalraam van “Radio Demeester”, gelegen naast het Vredegerecht. Onderweg misten ze wel een stuk van het verhaal maar ze konden de draad weer opnemen wanneer ze de volgende elektro-zaak bereikten, ongeveer ter hoogte van waar zich later de kantoorinrichting Vandeveire bevond. Eenmaal Petit-Paris voorbij, was het afgelopen met publieke televisie: de verder gelegen elektro-handelaars werkten niet mee aan deze vorm van promotie. Hoog uit kon men nog enkele beelden van de film meepikken aan het Mac-Leodplein, waar het 44cm brede zwart-wit sche­rm van twee TV-pioniers (de eerste woonde naast de “laiterie” Verschoore, de tweede naast de apothekerij Quaeghebeur) de aandacht van de voorbijgangers trok. Ik geloof niet dat het bij die bewoners op de eerste plaats om te doen was om hun luxe ten toon te stellen. Wel was het een feit dat ze de rolluiken - tijdens de zomermaanden althans - nooit vroeg naar beneden lieten zodat de flitsen van het scherm permanent de aandacht trokken van al wie daar voorbij kwam. “De film is nog altijd bezig”, zei ik tegen mijn pa. Vaststelling die bijna altijd gevolgd werd door de vraag : “Wa­nneer gaan wij een televisietoestel kopen?”. Wanneer we jaren nadien een eigen toestel hadden, kwam het bij mij zelfs niet meer op om bij die mensen binnen te gluren. Het nieuwtje was er al lang van af ...

Vooral wanneer een voetbalmatch of de dagrit van de Ronde van Frankrijk werden uitgezonden, verdrongen zich heel wat kijklustigen voor het uitstalraam van de elektro-zaken. Bij dergelijke uitzendingen schakelde de handelaar buiten een luidspreker aan zodat de kijkers op het voetpad de commentaar konden mee volgen. Deze commentaar lokte op zijn beurt reacties uit zodat het er op straat luid aan toe kon gaan. Een paar cafébazen, zoals die van de Bruges en de Rodenbach, hadden reeds heel vroeg de commerciële troeven van het nieuwe medium ingezien en zagen hun omzet op zijn minst verdubbelen telkens als een voetbalmatch werd uitgezonden. In enkele jaren tijd schoten de TV-toestellen in de drankgelegenheden als paddenstoelen uit de grond. Een café zonder televisietoestel werd geleidelijk aan een zeldzaamheid. Naarmate deze toestellen ook hun intrede deden in de woonkamer van de gewone man, verdwenen ze geleidelijk aan weer uit de gelagzaal.

De eerste televisiefanaten werden niet verwend. Niet alleen kosten toestel en antenne veel geld, bovendien waren kijkgenot en ontvangst beperkt: een 42 cm breed zwart-wit scherm en ontvangst van één enkele zender, nl “Rijsel” (R.T.F., later O.R.T.F.). Niet meer in te beelden dat men een hele avond aan het toestel gekluisterd kon zitten zonder ook maar eenmaal te zappen! Al wat op het scherm verscheen, volgde men van A tot Z.

Tot april 1958 konden de kustbewoners de uitzendingen van de Vlaamse Televisie, verzorgd door het toenmalig N.I.R. (Nationaal Instituut voor Radioomroep), moeilijk ontvangen. De Wereldtentoonstelling zou daar onrechtstreeks verandering in brengen: het N.I.R. nam te Aalter een steunzender in gebruik die uitzond op kanaal 2 en in 625 lijnen. Rijsel zond uit in 819 lijnen op kanaal 12. Omwille van het beperkt aanbod aan eigen programma’s bleven de Belgen nog lange jaren aangewezen op buitenlandse stations. Vandaar ook dat de toestellen die bij ons verkocht werden, multi-standaard waren en uitgerust voor de 625 lijnen B(elgisch), de 819 B(elgisch), de 625 E(uropa) (Nederland en Duitsland) en de 819 F(rankrijk), wat bij de aankoop een gevoelige meerkost met zich meebracht. Alhoewel perfect te ontvangen, zonden de BBC en ITV uit via een systeem van 400 lijnen met verticale polarisatie zodat ze toen bij ons uit de boot vielen. De Engelse programma’s zouden pas aan de kust doorbreken bij de invoering van kabeltelevisie in het begin van de jaren 70.

Wanneer de Vlaamse Televisie (“Brussel Vlaams”) via het Eurovisie-net een programma of een reportage overnam van de R.T.F. of van “Frans Brussel” (I.N.R., Institut National de Radio), moest de kijker uit zijn comfortabele zetel opstaan om de lijnen-standaard aan het toestel (er was nog geen sprake van afstandsbediening!) te switchen. Idem om van zender te veranderen: kanaalkiezer en antenne moesten manueel worden verdraaid. Voor elke zender was een aparte antenne nodig die ofwel horizontaal ofwel verticaal gepolariseerd was. De reportage van de dagrit van de Ronde van Frankrijk, volgde elke dag op het einde van het avondjournaal. Ze duurde amper enkele minuten en werd rechtsreeks overgenomen van “Rijsel”. Telkens moest een gezinslid opstaan om van de 625 naar de 819 lijnen over te schakelen. Aan het einde van de ritreportage verscheen volgende mededeling op scherm : “Schakel terug over naar de 625 lijnen”, wat betekende dat de operatie in de andere richting moest worden herhaald.

In april 1958 kochten we ons eerste televisietoestel bij de elektrozaak Vereecke aan de Nijverheidstraat. “Menère Verèke” genoot vaders volle vertrouwen. In de voorgaande jaren had hij reeds bij hem twee radiotoestellen aangeschaft en hij deed nu opnieuw beroep op hem voor de aankoop van zijn eerste televisietoestel. Vader zweerde in die tijd bij het Duitse merk Blauwpunkt (amper 10 jaar na het einde van de oorlog, stond de Duitse technologie opnieuw hoog in aanzien!). Onze eerste TV werd dus een Blauwpunkt. Voor toestel, bijhorende mast en antennes betaalde vader ca 25 000 BEF, wat voor die tijd een aanzienlijke uitgave was. Alle evenementen van Expo-58 kunnen meeleven op het kleine scherm en minder naar Brussel moeten reizen, was voor vader, officieel althans, het doorslaggevend argument voor deze kostelijke aankoop. Elke dag was er rond 16.00u van op de Heizel een speciale Expo-58-uitzending waarin belangrijke bezoekers werden geïnterviewd. Expo-58 was eigenlijk maar een alibi want de televisiemicrobe had vader te pakken zonder dat hij het ten volle besefte. Vader zette meteen een definitief punt achter het wekelijks familiaal bioscoopbezoek. De huiskamer was immers een bioscoop in miniatuur geworden ...

Men beweert wel eens dat bioscoopbezoek het sociaal leven bevordert terwijl televisie veeleer het individualisme aanmoedigt. In de beginjaren van het kleine scherm ging die uitspraak zeker niet altijd op. Buren en familieleden, die nog geen eigen toestel hadden, kwamen af en toe een avondje televisie bij ons meepikken. Bij een glas bier en een sigaret werd vrije loop gegeven aan eigen emoties en de beelden van bijkomende commentaar voorzien. Belangrijke televisie-evenementen waren in die jaren: de huwelijken in de koninklijke familie, de opening van Expo-58, het overlijden van paus Pius XII (er werd de hele avond door treurmuziek en een gelegenheidsprogramma uitgezonden, wat bv. niet meer gebeurde bij het overlijden van de koning in 1993) en de verkiezing van Johannes XXIII. De eerste stappen van de mens in de ruimte waren voor het volgend decennium.

De televisie begon pas haar uitzendingen rond 19.00u, met uitzondering van de woensdag- en zondagnamiddag. Woensdag was voorbehouden voor het kinderprogramma van Nonkel Bob; op zondag waren Klein klein kleuterke en Voor boer en tuinder geprogrammeerd. Vergeet niet te lezen kwam in de late avond op antenne. Onvergetelijke programma’s op de Vlaamse Televisie waren de serie Schipper naast Mathilde en De Honderdduizend of niets quiz geleid door Tony Corsari. Alle kijkers van de Franse televisie kenden de omroepster Catherine Langeais. Pierre Sabah en Pierre Lazareff presenteerden het maandelijks nieuwsmagazine Cinq colonnes à la Une met dikwijls gedurfde reportages, o.a. over de Algerijnse bevrijdingsstrijd die volop bezig was. Op zaterdagavond gaf Léon Zitrone of Roger Couderc commentaar bij de catch-wedstrijd (met o.a. Chéri Bibi) en op maandagavond presenteerde Jean Nohain zijn variétéprogramma 36 Chandelles. In de loop van de week (woensdagavond?) werden we vergast op een circusprogramma: La piste aux étoiles van René Margueritis.

Iedereen was echter niet zo gelukkig met deze ontwikkeling. De dag dat de onderwijzer van het 7de leerjaar de antenne op ons dak bemerkte, werd ik prompt geroepen en gewezen op het gevaar van het medium televisie voor het verder goed verloop van mijn studies! De meester zei vlakaf dat hij tegen televisie was omdat de mensen het lezen zouden verleren. In september 1959 trok ik naar het “groot college” en hoorde daar hetzelfde refrein. De bezorgdheid van de priesters ging vooral uit naar de moraliteit van de programma’s. Zo moesten we elke morgen, ter attentie van onze ouders(!) dan nog wel, de quotering van de katholieke filmliga in de schoolagenda noteren: Brussel Vlaams: van 8.30u tot 9.30u: voor allen; van 9.30 tot 10.00u: voor gevormd publiek; Parijs: van 8.30u tot 10.00u: voor volwassen met streng voorbehoud of Te mijden. Vermits we goed vertrouwd waren met de vaste TV-programma’s, konden we ons dadelijk een idee vormen over de soms lachwekkende en bekrompen criteria die de kerkelijke overheid en de katholieke film- en televisie liga hanteerden. In de gezinnen was men over het algemeen ruimdenkender. Mijn klasgenoten en ikzelf mochten heel dikwijls kijken naar programma’s die de priester-leraar diezelfde morgen nog had voorbehouden voor een volwassen publiek. Onze ouders stegen meteen in aanzien en we waren dankbaar voor hun ruimdenkendheid. Noch ik noch mijn vrienden hebben daar enig letsel aan overgehouden en in elk geval ook nooit hinder van ondervonden wat onze schoolresultaten betrof. Die betuttelende censuur van de katholieke overheid is trouwens reeds na enkele maanden een geruisloze dood gestorven. Trouwens, de Kerk zou in de zestiger jaren volledig haar greep op het medialandschap verliezen.

Klik hier voor het vervolg

(c) John Aspeslagh. Gebruik van deze tekst toegestaan mits bronvermelding en kennisgeving aan Archief.