Deel 01. De vlucht

Wij waren 10 Mei en de oorlog was uitgebroken, ik had juist mijn plechtige communie gedaan dus 11 jaar. Het was een hele gebeurtenis die het gewone leven op zijn kop zette, men hoorde alle soort  geruchten die de ronde deden. Mijn vader Edouard Logghe schipper tweede klas en vergunning eerste klas, reder van de O. 280 Pierre een visser smack. Ook mede terug oprichter en voorzitter van de garnaal vissergilde(’t zal  wel gaan)  Oud-strijder van den oorlog 1914-18  en met zijn ouders in dien tijd naar Grevelinge gevlucht, had  zijn persoonlijke opinie  over de toestand en wat er kon gebeuren. Hij dacht naar Grevelinge vluchten zal de moeite niet zijn, want zoals ze in Polen vooruitgegaan waren met die gemotoriseerde oorlog die gevoerd werd. De Duitsers zullen doorsteken tot de kust in Frankrijk, en in Grevelinge of hier zal het zelfde zijn. Maar wij zullen toch zien dat het schip de nodige brandstof en water heeft.

Nu en dan werd alarm geblazen, de stad vulde zich met vluchtelingen. In het haven gebied kwamen er Franse soldaten, het schip had hij verplaatst naar de aanleg plaats van de zuigers van de firma Cloet.

13 mei: Was nog maar juist gaan slapen en toen ik wakker werd door de eerste bommen, rond het fort Napoleon en de watertoren van de Vuurtorenwijk. Wij natuurlijk allen naar de kelder waar wij dachten van veilig te zitten, niet denkende aan de volle regenwater cisterne die nevens ons was. Veel mensen schuilden er in de crypte van de kerk als er alarm blies. Er deden zicht alle soort geruchten  in de ronde van parachutisten  en weet ik al, tot er zelfs op een moment geschoten werd door een franse soldaat naar de kerktoren. Want de mensen zegden dat ze iemand uit de toren zien kijken. Mensen en mensen die zich verzamelden op de wegen en elk vertelde zijn versie van iets die ze mede gemaakt hadden.

15 mei: woensdag In de avond terug bommen op het fort  maar nu met meer schade, wij terug in de kelder.

16 mei donderdag: Mijn vader was naar de haven gegaan en vernam daar van de franse soldaten dat de haven gesloten was door het werpen van magnetische mijne in de haven geul.

17 mei vrijdag morgen: was er weer een bombardement en het station van de Istambul kaai werd getroffen, de versperring van de haven was opgelost en de maalboten en Ttilbury boten vaarden uit met een aantal visserschepen die hen volgden. Het deed ook de ronde dat bij het achterruittrekken van het leger ze de schepen die achterbleven zouden in de grond steken. Dit nieuws was genoeg om mijn vader van gedacht te laten veranderren, en besloot hij van te vluchten.

19 mei: In de morgen laden wij alles op de stootkar, kleren en enkele eetwaren . De families Deschaecht, Hubroeck en Depaepe zouden ons vergezellen. Een man die in de vismijn werkte en mijn vader kende vroeg of hij mede mocht met zijn vrouw en een kindje van enkele dagen.

Het was mooie weder, toen wij voor Nieuwpoort bij de boei van de Trapegeer kwamen lag er daar een zinkende brandende destroyer. In de avond kwamen wij in Calais aan en meerden ons aan langs enkele zuigerboten die bij de zeestatie lagen. Gans de reis was ik zeeziek tot zelfs gedurende de nacht die wij in de kelders van het station doorbrachten. Gans de nacht een gerommel van bommen gehoord  en toen wij in de morgen uit de kelder kwamen stond er daar een trein volgeladen met Belgische gewonde soldaten die moesten inschepen maar er was niets. er lagen enkele schepen gezonken in de haven en huizen aan het branden in de stad, maar gelukkig ons schip had niets.

20 mei: wij vaarden terug uit en op de hoogte van het staketsel gekomen schoot er iemand op ons met een machine geweer. Mijn vader draaide bij maar deden teken dat wij door mochten. Het was mooi weer  voor Boulogne komend lag het vol met visserschepen en anderen die aan het anker lagen omdat ze niet doormochten in oostelijke richting. wij vaarden west uit langs de wal.

21 mei: In de morgen Abbeville voorbij varend zagen wij niets anders dan ontploffingen, de Duitsers waren al aan het belegeren. Een beetje later kwamen wij voor Dieppe en een franse marine boot liet ons niet binnen, ze hadden gedurende de nacht magnetische mijnen gesmeten. Maar mijn vader na een kleine discutie vaarde toch binnen, het was laag water en de haven lag vol met visserschepen en andere, men kon bijna van de ene kant naar de andere over de schepen lopen. Wij legden aan voor de vismijn Waar de Oostendse treiler O. 288 Normandie  van Maurice  Leenaerts lag Dat koppel die met ons mede waren en van gedacht waren van naar Canada te gaan en door dat mijn vader in frankrijk wou blijven. Vroegen aan de reder van de Normandie of zij met hem mochten mede gaan naar Engeland. Dus scheepten in en het schip vertrok, een tijdje later hoorden wij een ontploffing Mijn vader snelde naar de haven ingang en zag daar de Normandie met de kiel boven onder de golven verdwijnen.

Terwijl dit allemaal gebeurde stond ik in de brug te kijken naar de massa volk die op de kaai liep. Nevens ons lag ook de O. 43 Raimonde , het schip van mijn oom waar mijn grootvader en enkele tantes aanboord waren . Die waren hier den dag voordien aangekomen en hadden een nacht geschuild in gangen in de rotsen. Wie ook daar bij ons terecht kwam waren E. H. Cuiten en Aerts de twee aalmoezeniers van de arbeid  van de paster Pypeschool en vissergilde ’t Wel gaan in Oostende, ook de ook de terug oprichters van de vissergilde( ‘t zal wel gaan )waarvan mijn vader de voorzitter van was. Bij hen was ook nog E. H: Debie deken van de diamantslijpers uit Antwerpen:Die waren per fiets tot daar geraakt, en vroegen of ze mede mochten verder op.

Opeens een geronk van vliegtuigen  en bommen die vielen, ik naar beneden waar juist mijn moeder en grootvader zaten en onder een matras gekropen-. Dit duurde allemaal enkele minuten en toen wij niets meer hoorden kwamen wij op dek, mijn vader kwam juist aan . Op de terug weg wou hij de straat overlopen naar het schip maar bleef achter een muur staan toen er bommen in de vismijn op de straat en de laatste van de reeks juist op de boord van de kaaimuur viel maar niet ontplofte. Zoniet zou de ganse kaaimuur op ons gevallen zijn Mijn vader kwam aan boord wij moeten weg van hier  het is een tijdbom. ( Ben daar in 1955 geweest en op de plaats van die bom zag men een klein stukje die vermaakt was, dus die bom is nooit ontploft. )

Maar het schip lag half vlot in het slijk, dus met de kabels en de vislier verplaatsten zij het schip, Mijn oom, grootvader en tantes wilden niet meer aan boord komen van de schrik. Ze wilden in Frankrijk blijven doordat hun beide mannen ingelijfd waren in het leger. Wij vergaten de ramp van de Normandie en vaarden vanaf het hoog water was met een hele groep visserschepen uit  koers Engeland. 

Klik hier om verder te lezen.