03. De historiek
Het bloemenuurwerk kwam tot stand door een overeenkomst tussen de stad Oostende en Marcel Vanhabost uit Komen. Deze man stelde het uurwerkmechanisme ter beschikking en in ruil mocht hij gratis “verlichtbare uurwerk-publiciteits-kolommen” in de stad plaatsen. De reclamezuilen stonden aan het Kursaal, het Station aan de Kapellebrug, het Albertplein in Mariakerke, de Schouwburg, het Badenpaleis en het Marie-Joséplein. Na het verstrijken van de concessie werd alles eigendom van de Stad.
Begin juni 1933 legde men het bloemenuurwerk aan op de plek waar het beeld De Zee van Georges Grard (“Dikke Matille”) nu ligt. Vóór de komst van het uurwerk was de heuvel al jaren beplant met een wisselend bloemenmotief met op de achtergrond de fontein die er was gekomen naar aanleiding van de aansluiting van de Oostendse waterdistributie op het Bocqwater in 1923.
Met de aanleg van het bloemenuurwerk hadden de mensen van de beplantingsdienst dus geen problemen: ook waren zij al jarenlang vertrouwd met de bloemenmozaïeken in de Leopold II-laan en omgeving.
Bij zijn pensionering in 1934 kreeg de directeur van de beplantingsdienst, Camille Collard, volgende lofzang van de Gemeenteraad te horen: “Wat een kunstschilder met palet en penseel op het doek toovert, verwezenlijkt M. Collard met de middelen welke de bloemenwereld in zijn bereik stelt: geeft hem een hoekje aarde en een rijke collectie bloemen en hij zal U de mooiste schilderij in levenden vorm en glans weergeven. Zijn meesterstuk is zeker wel het wonderlijke bloemenuurwerk, deze ongeëvenaarde aantrekkelijkheid onzer stad welke de kroon spant van het groot talent door M. Collard in de uitoefening van zijn ambt aan den dag gelegd.” (lees het volledige verslag in de Gemeenteraadsverslagen van 1934)
Voor het haagje werd een bronzen klokje geplaatst. Het dateert van 1748 en is afkomstig van de Peperbusse, het restant van de Sint-Pieterskerk die in 1896 afbrandde.
De Tweede Wereldoorlog zorgde voor heel wat schade. De omheining werd verwerkt in de antitankwal, de wijzers werden verwijderd en het klokje werd later teruggevonden tussen het puin van het postgebouw. De Duitse troepen hadden het gebruikt als alarmklok. Ook de beschermplaat van het mechanisme was verdwenen, zodat na de oorlog alles gedemonteerd, gereinigd en hersteld moest worden.
Bij de voltooiing van de A10 in de jaren 1950 werd de Leopold II-laan doorgetrokken richting autosnelweg. Het Leopoldpark werd zo in twee gesneden. Het deel aan de Hendrik Serruyslaan gaf men op en werd parking. In 1956 komt het bloemenuurwerk geïsoleerd te liggen. Kranten blokletterden dat het bloemenuurwerk moest verhuizen. Het was veel te gevaarlijk om te bereiken, tussen de twee rijstroken van het verlengde van de autosnelweg in. De auto’s die uit Brussel kwamen, hadden geen zicht op het naderende verkeer. Bovendien kon men niet langer mooie foto’s nemen van de vermaarde toeristische attractie. De Zeewacht van 12 oktober 1956 stelde voor om het bloemenuurwerk te verhuizen naar het Marie-Joséplein, voor het standbeeld van minister Beernaert.
Zover kwam het niet. In 1960 werd de Trinkhall in het Leopoldpark afgebroken en in 1963 verhuisde het bloemenuurwerk naar zijn huidige plaats. Het perk heeft een diameter van 9 m, de grote koperen wijzer bedekt met bladgoud (4 m) weegt 90 kg, de kleine wijzer (3 m) 70 kg. In 1984 is Oostende op het fronton verdwenen en vervangen door de datum. Vanaf 1985 past de Groendienst elke dag tussen 1 juli en 30 september de datum aan op de kleine talud voor het uurwerk.
- Klik hier om verder te gaan.
Begin juni 1933 legde men het bloemenuurwerk aan op de plek waar het beeld De Zee van Georges Grard (“Dikke Matille”) nu ligt. Vóór de komst van het uurwerk was de heuvel al jaren beplant met een wisselend bloemenmotief met op de achtergrond de fontein die er was gekomen naar aanleiding van de aansluiting van de Oostendse waterdistributie op het Bocqwater in 1923.
Met de aanleg van het bloemenuurwerk hadden de mensen van de beplantingsdienst dus geen problemen: ook waren zij al jarenlang vertrouwd met de bloemenmozaïeken in de Leopold II-laan en omgeving.
Bij zijn pensionering in 1934 kreeg de directeur van de beplantingsdienst, Camille Collard, volgende lofzang van de Gemeenteraad te horen: “Wat een kunstschilder met palet en penseel op het doek toovert, verwezenlijkt M. Collard met de middelen welke de bloemenwereld in zijn bereik stelt: geeft hem een hoekje aarde en een rijke collectie bloemen en hij zal U de mooiste schilderij in levenden vorm en glans weergeven. Zijn meesterstuk is zeker wel het wonderlijke bloemenuurwerk, deze ongeëvenaarde aantrekkelijkheid onzer stad welke de kroon spant van het groot talent door M. Collard in de uitoefening van zijn ambt aan den dag gelegd.” (lees het volledige verslag in de Gemeenteraadsverslagen van 1934)
Voor het haagje werd een bronzen klokje geplaatst. Het dateert van 1748 en is afkomstig van de Peperbusse, het restant van de Sint-Pieterskerk die in 1896 afbrandde.
In 1938 werden met rotsstenen van de Kustfloraliën (Palace Hotel, Oostende, 14 tot 22 augustus 1937) watervallen langs de beide kanten van het uurwerk gecreëerd. Deze watervallen monden uit in de vijver (mét – t.e.m. 1962 – een grote siervis die tot in 2011 in het park Aviflora in Ingelmunster terug te vinden was) voor het bloemenuurwerk.
De Tweede Wereldoorlog zorgde voor heel wat schade. De omheining werd verwerkt in de antitankwal, de wijzers werden verwijderd en het klokje werd later teruggevonden tussen het puin van het postgebouw. De Duitse troepen hadden het gebruikt als alarmklok. Ook de beschermplaat van het mechanisme was verdwenen, zodat na de oorlog alles gedemonteerd, gereinigd en hersteld moest worden.
Bij de voltooiing van de A10 in de jaren 1950 werd de Leopold II-laan doorgetrokken richting autosnelweg. Het Leopoldpark werd zo in twee gesneden. Het deel aan de Hendrik Serruyslaan gaf men op en werd parking. In 1956 komt het bloemenuurwerk geïsoleerd te liggen. Kranten blokletterden dat het bloemenuurwerk moest verhuizen. Het was veel te gevaarlijk om te bereiken, tussen de twee rijstroken van het verlengde van de autosnelweg in. De auto’s die uit Brussel kwamen, hadden geen zicht op het naderende verkeer. Bovendien kon men niet langer mooie foto’s nemen van de vermaarde toeristische attractie. De Zeewacht van 12 oktober 1956 stelde voor om het bloemenuurwerk te verhuizen naar het Marie-Joséplein, voor het standbeeld van minister Beernaert.
Zover kwam het niet. In 1960 werd de Trinkhall in het Leopoldpark afgebroken en in 1963 verhuisde het bloemenuurwerk naar zijn huidige plaats. Het perk heeft een diameter van 9 m, de grote koperen wijzer bedekt met bladgoud (4 m) weegt 90 kg, de kleine wijzer (3 m) 70 kg. In 1984 is Oostende op het fronton verdwenen en vervangen door de datum. Vanaf 1985 past de Groendienst elke dag tussen 1 juli en 30 september de datum aan op de kleine talud voor het uurwerk.
- Klik hier om verder te gaan.