Geschiedenis van het stadsarchief
Het Oostendse stadsarchief kende, op zijn zachtst uitgedrukt, een woelig verleden dat parallel liep met de geschiedenis van de stad. Oostende werd in de loop der eeuwen niet gespaard van branden, oorlogen, plunderingen en de sporen daarvan zijn rechtstreeks terug te vinden in het stadsarchief. Als voorlopig en hopelijk ook laatste dieptepunt was er de brand van het Stadhuis en de Stadsbibliotheek in mei 1940, waarbij ook het stadsarchief dat er bewaard werd, volledig in de vlammen opging.
De eerste sporen van het bestaan van stadsarchief vinden we tijdens het Beleg van Oostende (1601- 1604) dat aan de vernieling ontsnapte door de tijdige overbrenging naar Vlissingen en Middelburg in Zeeland. Naderhand werd dit archief teruggebracht naar Oostende, om tegen het einde van de 18de eeuw, als gevolg van de Franse inval, voor een tweede keer te verhuizen naar Zeeland. Wanneer het archief terugkwam is niet geweten, maar er bestaat een inventaris die dateert van 24 augustus 1814. De opeenvolgende verhuizingen hadden blijkbaar toch ook hun sporen nagelaten want uit de inventaris blijkt dat het overgrote deel van de documenten dateert uit de 18de eeuw. In 1900 verhuisde de Stadsbibliotheek naar een apart gebouw. Het oud archief (van 1600 - 1815) verhuisde mee, terwijl het modern archief in het Stadhuis bleef.
Tijdens de Eerste Wereldoorlog (1914-1918) werd dit modern archief naar de kelders van het Stadhuis overgebracht. In 1925 liet Carlo Loontiens, de bibliothecaris die net tot archivaris was benoemd, de archieven van 1815 tot 1832 overbrengen naar de stadsbibliotheek. Het stadsarchief van 1832 tot 1925 bleef op het Stadhuis op het Wapenplein. Twee oorkonden en driehonderd proclamaties uit de Spaanse, Oostenrijkse, Franse en Hollandse periode werden naar het Museum in het Fort Napoleon overgebracht.
Toen op 10 mei 1940 de oorlog uitbrak kwam er in Oostende stilaan een vluchtelingenstroom op gang en werd Oostende vanaf 19 mei 1940 zwaar onder vuur genomen. Het Stadhuis en de Stadsbibliotheek werden in de nacht van 27 op 28 mei 1940 volledig in de as gelegd.
Na de brand van 1940 werd in de kelders van het gerechtsgebouw plaats vrijgemaakt om de nieuw te vormen archiefstukken in onder te brengen.
Na de oorlog werd geen moeite gedaan om het stadsarchief te reconstrueren en kreeg het in de loop der jaren een vrij schimmig statuut : de conservator van het museum beheerde het "archief voor 1940", terwijl het archief na 1940 geen aandacht kreeg.
Het archief voor 1940 was na de oorlog eigenlijk een lege doos, met uitzondering van een bouwdossier uit de 18de eeuw dat op het moment van de brand was uitgeleend en later teruggebracht. De archivaris was tegelijk conservator van het museum en zijn interesse ging vooral uit naar iconografische documenten.
Het archief na 1940 werd in het Stadhuis bewaard, eerst in het gerechtsgebouw en na de verhuizing in het nieuwe Stadhuis. Met de fusies van Stene en Zandvoorde met Oostende verwierf het stadsarchief een nieuw stuk archivalisch patrimonium.
Omwille van de steeds toenemende omvang van het archief keurde het College van Burgemeester en Schepenen in augustus 1996 een Archiefbeleidsplan goed. Dit impliceerde de oprichting van de dienst "Stadsarchief Oostende" (augustus 1996), de aanwerving van een archivaris op universitair niveau (augustus 1997), de opening van een leeszaal (december 1997) en de aanstelling van twee bijkomende personeelsleden.