Legley Victor (1915-1994)

° Hazebroek {F}, 18 juni 1915 – † Oostende, 28 november 1994

beroep

altviolist, componist, docent.

loopbaan

Aan het CBR behaalde hij eerste prijzen contrapunt (1934, R. Moulaert), altiviool (1935), kamermuziek (1935), fuga (1935, L. Jongen), een virtuositeitsdiploma altviool (1937, F. Broos) en de ‘Prix Agniez’ (1943, compositie). Tijdens zijn loopbaan bij de Nationaal Instituut voor de Radio/BRT-radio (Brussel) was hij altviolist in het symfonieorkest (1936-1947), musicus-modulator (1947-1948), programmator (1948-1962), en adviseur-diensthoofd ernstige muziek derde programma (1962-1976). Aan het Conservatoire Royal de BruxelleS was hij adjunct-leraar (1950) en leraar harmonie (1955), leraar compositie (1970-1979). Aan de Muziekkapel Koningin Elisabeth was hij docent analyse en compositie (1956-1980), aan het Stedelijk Muziekconservatorium Leuven leraar harmonie, contrapunt en fuga (1949-1953). Hij was lid van het Desclin Kwartet (na 1945) en lid van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Letteren, Wetenschappen en Schone Kunsten van België (vanaf 1965). Van 1980 tot 1992 was hij voorzitter van SABAM. Legley is vooral een instrumentaal denkend componist. Hij schreef 8 symfonieën; een 10-tal concerto’s, waaronder 3 concerto’s voor viool, concerto’s en concertino’s voor andere instrumenten; verschillende stukken voor kamerorkest, waaronder Concerto groso voor viool, altsaxofoon en strijkorkest; 5 strijkkwartetten en werken voor andere kamermuziekbezettingen. Op vocaal gebied schreef hij een 10-tal liedbundels en een opera.
Hij werd diverse keren onderscheiden : tweede Prijs van Rome (1943, La Navigation d’Ulysse), Prijs Irène Fuérison (1945, Suite voor groot orkest), Prijs Wieniawski Wedstrijd Warschau (1956, Burlesque voor viool en piano), SABAM-prijs (1978). In 1987 werd hij Doctor Honoris Causa aan de VUB (1987).
Hij kreeg opdrachten van o.a. de Munt, het Festival van Vlaanderen, de Koningin Elisabethwedstrijd, de Muziekkapel Koningin Elisabeth, Biennale de Musique Belge Contemporaine. Bij het 25-jarig bestaan van de Belgische Televisie in 1979 schreef hij zijn Feestouverture. In zijn vroeg werk was de invloed van Reger en Hindemith duidelijk. Zijn stijl werd persoonlijker vanaf de Suite voor orkest uit 1944. Na enkele experimenten in atonaliteit en dodecafonie, keerde hij deze technieken de rug toe. De Stalen Kathedraal (1959) is geïnspireerd op een schilderij van Fernand Steven. Het werk symboliseert een humanitair toekomstbeeld, een belijdenis van het geloof in de technologische wereld van de toekomst. Vitalisme tekent vanaf 1960 Legleys stijl in wat hij omschreef als ‘hedendaagse muziek, die én hedendaags én muziek is’. Dit vitalisme tendeert naar een voortgezet en heftig expressionisme, zoals in de Symfonieën nr. 6 en nr. 8. (1976 en ’94). De Symfonie nr. 8 was zijn laatste compositie, die enkele maanden voor zijn dood werd gecreëerd. Legley hield echter ook van een decoratief neoclassicisme, zoals in zijn Kwintet (1961) : hij wisselde deze luchtige stijl af met zijn beschreven vitalisme.

bibliografie

- Corbet, A, en Heughebaert, H., ‘Vic Legley’, in Algemene Muziekencyclopedie, dl. 5, Haarlem etc., 1981;
- De Schrijver, K., Levende componisten in Vlaanderen, deel 2, Leuven, 1955, p. 135-139;
- De Smet, M. M., ‘Legleys oude nieuwe muziek’, in Muziek en Woord, 1994, nr. 12;
- Sabbe, H., ‘Interview met Victor Legley’, in Muziekkrant, 1980;
- Tessely, C., Vic Legley, onuitgegeven licentiaatsverhandeling KUL, 1977;
- Van Geertruyen, P., ‘De klare esthetica van VL’, in Muziek en Woord, 1992, nr. 10.
- Lit. Lexicon van de muziek in West-Vlaanderen, Brugge,1, Brugge 2000.
- d'Hooghe K., 'Vic Legley en zijn sonate voor orgel, opus 35', in Orgelkunst, XXVII, 4, december 2004, p. 229-231.
- F. ROQUET, Lexicon Vlaamse componisten geboren na 1800, Roeselare, 2007.