Arne Pyson over de reis van de 8-jarige Carolus Ludovicus Meyers naar "den buiten" in 1878
Dit verhaal werd wel duizend maal door mijn grootmoeder Alfonsine Meyers (1897-1977) verteld. Het gaat over de verdwijning van haar oom Carolus of Charel als 8-jarig kind op de wekelijkse marktdag.
Op de wekelijkse marktdag speelde Carolus, in de volksmond Charel, als klein kind tussen de boerenkarren van de wekelijkse groentemarkt te Oostende. Toen die tijd werd de boter nog gewikkeld in koolbladeren voor transport. Charel had een paar van die gebruikte koolbladeren gevonden en likte met zijn vingers de verse roomboter af. Voldaan legde de kleuter zich wat te rusten in een mand die onder de boerenkar hing en viel in slaap. Onwetend van de aanwezigheid van de verstekeling, vertrok de boer en zijn vrouw na de verkoop van hun goederen met hun kar te voet richting het verre Oudenburg.
Tegen de middag riep zijn moeder op Charel om te komen eten...er kwam echter geen antwoord... ...de ongerustheid begon toe te slaan. Algauw kwam er wrevel bij de familie die reeds ongeduldig aan tafel zaten te wachten op hun middagmaal. Zijn moeder Farailde, nam boos haar neusdoek en met een ongerust gevoel, trok zij richting Groentemarkt. Enkele vissersvrouwen vroegen haar wat er mis was en al gauw gingen allen op zoek. Na een tijd zoeken brak er paniek uit bij de ganse vissersgemeenschap. Geruchten staken de kop op en men zei dat er al een kinderklompje was gevonden aan de visserskaai. Het ergste werd gevreesd. De champetter werd verwittigd, Tot laat in de avond was men aan het dreggen in het vissersdok naar het kinderlijkje. Ook enkele sloepen werden bemand om verderop in de haven te zoeken. De onzekerheid veranderde in verdriet alom en gans de visserswijk was in diepe rouw gedompeld.
S'Anderedaags ging men tevergeefs verder zoeken langs de waterlijn zelfs tot op het strand in Mariakerke. Nu enkele dagen later was er een reiziger in een plaatselijke herberg op de visserskaai, die het vreemde verhaal vertelde over een vondellinksje op een boerenhofstee in Oudenburg, het nieuws verspreide zich vlug en algauw werd een expeditie te voet op touw gezet door een aanzienlijke groep vissersvrouwen. Uren te voet op hun klompen naar het verre onbekende, hoe dichter ze naderden hoe vlugger ze liepen. Daar aangekomen vond men de kleine Charel op het erf, grote vreugde tussen de Oostendse vrouwen. Na vele tranen van vreugde vroeg men het kind om uitleg, het enigste dat de bengel antwoordde was Beu, Beu, Beu…….
(c) Arne Pyson. Gebruik van deze tekst toegestaan mits bronvermelding en kennisgeving aan Archief.
Op de wekelijkse marktdag speelde Carolus, in de volksmond Charel, als klein kind tussen de boerenkarren van de wekelijkse groentemarkt te Oostende. Toen die tijd werd de boter nog gewikkeld in koolbladeren voor transport. Charel had een paar van die gebruikte koolbladeren gevonden en likte met zijn vingers de verse roomboter af. Voldaan legde de kleuter zich wat te rusten in een mand die onder de boerenkar hing en viel in slaap. Onwetend van de aanwezigheid van de verstekeling, vertrok de boer en zijn vrouw na de verkoop van hun goederen met hun kar te voet richting het verre Oudenburg.
Tegen de middag riep zijn moeder op Charel om te komen eten...er kwam echter geen antwoord... ...de ongerustheid begon toe te slaan. Algauw kwam er wrevel bij de familie die reeds ongeduldig aan tafel zaten te wachten op hun middagmaal. Zijn moeder Farailde, nam boos haar neusdoek en met een ongerust gevoel, trok zij richting Groentemarkt. Enkele vissersvrouwen vroegen haar wat er mis was en al gauw gingen allen op zoek. Na een tijd zoeken brak er paniek uit bij de ganse vissersgemeenschap. Geruchten staken de kop op en men zei dat er al een kinderklompje was gevonden aan de visserskaai. Het ergste werd gevreesd. De champetter werd verwittigd, Tot laat in de avond was men aan het dreggen in het vissersdok naar het kinderlijkje. Ook enkele sloepen werden bemand om verderop in de haven te zoeken. De onzekerheid veranderde in verdriet alom en gans de visserswijk was in diepe rouw gedompeld.
S'Anderedaags ging men tevergeefs verder zoeken langs de waterlijn zelfs tot op het strand in Mariakerke. Nu enkele dagen later was er een reiziger in een plaatselijke herberg op de visserskaai, die het vreemde verhaal vertelde over een vondellinksje op een boerenhofstee in Oudenburg, het nieuws verspreide zich vlug en algauw werd een expeditie te voet op touw gezet door een aanzienlijke groep vissersvrouwen. Uren te voet op hun klompen naar het verre onbekende, hoe dichter ze naderden hoe vlugger ze liepen. Daar aangekomen vond men de kleine Charel op het erf, grote vreugde tussen de Oostendse vrouwen. Na vele tranen van vreugde vroeg men het kind om uitleg, het enigste dat de bengel antwoordde was Beu, Beu, Beu…….
(c) Arne Pyson. Gebruik van deze tekst toegestaan mits bronvermelding en kennisgeving aan Archief.