Frans Fontaine over zijn joodse vriend Szpiro

Wij, mijn joodse vriend Szpiro en ik waren 12 jaar in 1943.
Zijn ouders hadden een Texielwinkel op de Alfons Pieterslaan juist over de Meisjesschool (nabij de Romestraat). Het waren zeer vriendelijke mensen, praktiserende joden, maar niet orthodox.
Zijn ouders en zijn ietwat oudere zus Henriette noemden mijn vriend steeds bij zijn koosnaam,
Bouboul, op de duur noemde ik hem ook Bouboul.
Wij waren normale, iets wat speelse, gezonde jongens, wij schreven met onzichtbare inkt berichtjes naar elkaar, als we het papier met de vlam van een kaars verwarmde kwam de tekst te voorschijn, maar soms vloog het papier in brand.
Met Szpiro had ik ook hun ongedesemd brood.
Aan dit onbezorgde, gelukkig leventje kwam spoedig een einde.
De Duitse bezetter liet afkondigingen uithangen.
Het was de joden voortaan verboden handel te drijven.
De joden moesten zichtbaar op hun kledij een gele 6 puntige ster dragen.
De joden mochten niet meer naar de stadsboekerij gaan en ook met geen boek over straat lopen.
De winkel op de Alfons Pieterslaan werd gesloten.
Maar de Oostendse joden hadden er iets op gevonden, ze brachten toen het nog kon, hun boeken in een huis in de Rogierlaan, en maakten zo een geheime boekerij.
Op vraag van hun (mijn joodse vriend) haalde ik in de Rogierlaan boeken op en bracht die stilletjes naar het huis op de Alfons Pieterslaan. Hier kon ik als kind binnen en buiten lopen.
Bouboul kwam regelmatig bij mij thuis, nochtans stond er voor onze woning (De Koninklijke
stallingen) een Duitse schildwacht, maar we legden het zo aan boord dat de gele ster voor hem verborgen bleef.
In 1943 werd mijn vriend met zijn familie opgepakt, ik kreeg nog juist van hem het adres waarheen zij moesten. Het was de Ravensteinstraat in Brussel.
Kort daarop schreef ik hem een brief, enkele dagen later kwam de brief ongeopend bij mij terug, schuins over de brief was een rode stempel aangebracht, BESTEMMELING ONBEKEND.
Waarschijnlijk waren ze al afgevoerd naar een vernietigingskamp, wij wisten toen nog niet wat met de weggevoerde joden gebeurde.
Na de oorlog ben ik nog bij het Rode Kruis naar Szpiro gaan informeren, maar men had geen
informatie.
Het Joodse Museum van België heeft mij nog naar deze brief gevraagd, zij wilden deze graag voor het museum. Maar in 1953, wij woonden toen niet meer in de Koninklijke stallingen, is alles met de overstroming van Oostende vernietigd.
Vele jaren later bezocht ik in de Koninklijke gaanderijen de tentoonstelling “ Joodse sporen in
Oostende”. In een van de zalen vond k aan een muur een foto van de zuster van Bouboul, Henriette Szpirio, het was een gedeelte van een klasfoto, zij was 14 jaar oud, studente aan het Atheneum van Oostende.
Nu na 65 jaren denk ik nog steeds aan Bouboul, wij waren pas 12 jaar oud, zeer goede vrienden.
Waarom? Waarom, Zij hadden niets gedaan, wij leefden te samen in harmonie. Ik heb hier geen antwoord op.

(c) Frans Fontaine. Gebruik van deze tekst toegestaan mits bronvermelding en kennisgeving aan Archief.