Wilfried Vyncke over zijn oom, verzetsstrijder Leopold Jacquemin

Leopold (Pol) Jacquemin was een sportieve jonge man die o.m. voetbalspeler was bij S.K. Oostende. Hij was bediende bij de zeevisgroothandel Vyncke,waarvan zijn schoonbroer Fernand zaakvoerder was. In 1939 werd hij filiaalhouder van het bijhuis "Bonapêche" te Blankenberge. Hij huwde in hetzelfde jaar met Edith Berden, een verkoopster in de "Innovation".

Hij werd in 1940 als reserve-sergeant gemobiliseerd. Hij nam deel aan de achttiendaagse veldtocht in het infanterieregiment waar zijn schoonbroer Paul Vander Gucht beroeps-onderluitenant was. Volgens de verklaringen van deze laatste na de oorlog (hij was vijf jaar krijgsgevangen) bleek dat Leopold zich zeer moedig en onverschrokken heeft gedragen. Hij werd tijdens de slag aan de Leie in volle strijd krijgsgevangen genomen.

Ondertussen was zijn vrouw Edith Berden op zijn aanraden samen met haar familie naar Engeland uitgeweken, waar hij oordeelde dat het voor haar veiliger was.

Na een korte krijgsgevangenschap was hij weer te Oostende. De Duitsers lieten immers de Vlaamse reserve-militairen, met inbegrip van de officieren en onderofficieren, vanaf juni 1940 geleidelijk vrij. Velen vormden splintergroepjes die elk voor zich aan verzet of spionage dachten. Voor Leopold Jacquemin was het eenvoudiger: hij was lid van het Nationaal Legioen.

Het National Legioen werd in 1922 opgericht. Leider was de Luikse advokaat en oorlogsvrijwilliger 14-18 Paul Hoornaert. Het was een uiterst-rechtse organisatie die in deze tijd ook wel fascistisch werd genoemd. Zij was ongeveer een vijfduizend leden sterk en beschikte zelfs over een geüniformeerde militie naar Italiaans model. Het Nationaal Legioen was anticommunistisch, patriottisch, belgicistisch en royalistisch. De "legionairs" legden de eed van trouw af aan Vorst, Volk en Vaderland. Ze droegen ook een ring van het Nationaal Legioen.

Tijdens de Tweede Wereldoorlog stapte het Legioen wegens haar patriottisme niet in de collaboratie maar ging in het verzet.

Een rechtse nationalistische partij zoals het Nationaal Legioen lieten de Duitsers aanvankelijk met rust. Vergaderingen en oefenkampen, zelfs in uniform, bleven mogelijk. Zo grepen vanaf 1941 verschillende samenkomsten plaats in het herenhuis dat de familie Vyncke-Jacquemin huurde in de Cordoeaniersstraat te Brugge. Het merkwaardige was hierbij dat dit huis zich zeer dicht bij de Duitse Kommandantur op het St. Jansplein bevond en zelfs gemakkelijk van daaruit in het oog kon worden gehouden !

Toen de bezetters gewaar werden dat het Legioen niet langs hun kant stond, werd in augustus 1941 echter een compleet activiteitsverbod opgelegd. Vanaf dat ogenblik trad het Legioen in de clandestiniteit. Een maand later ondernamen de Duitsers een reuze-razzia in heel het land, waarbij ruim tweehonderd leiders werden opgepakt. Velen daarvan belandden definitief in concentratie-kampen. Leider Paul Hoornaert werd door de Gestapo aangehouden en stierf in 1944 in een Duits concentratiekamp.

Het Nationaal Legioen zou later over heel België onder de naam "Groep Hoornaert-Dirix" in het Geheim Leger, dat vanuit Londen werd bestuurd, opgenomen worden. De Oostendse afdeling van het Nationaal Legioen was onder de leiding van Leopold Jacquemin.

Enkele leden werkten op de scheepswerven waar Duitse schepen, hoofdzakelijk torpedoboten en mijnenvegers, werden onderhouden en hersteld. Zo konden ze vrij gemakkelijk de bewegingen van de vloot volgen en eventueel opgelopen schade noteren. Meer nog, zij konden de herstellingen saboteren door reservestukken te laat te bestellen, te beschadigen of in het water te werpen.

Einde 1940 keerden de moeder van Leopold Jacquemin samen met zijn zusters Gabriëlle, Ghislaine en Nicole en schoonbroer Fernand Vyncke terug van Frankrijk, waartoe zij in mei waren getrokken. Fernand diende zich immers als reservist naar dit land te begeven. Zij vestigden zich te Brugge, waar het veiliger was, gezien de Britse bombardementen op Oostende. Leopold vervoegde hen en sloot zich aan bij de verwante verzetsgroep "La Sarcelle" (de taling of kleine eend).

Deze groep recruteerde haar leden vooral bij het Nationaal Legioen. Begin januari 1941 werd Leopold Jacquemin tot "pelotonschef" voor de regio Brugge-Oostende aangesteld. De afdeling had eenheden niet alleen te Brugge en Oostende, maar ook in Wenduine, Sijsele, Veldegem en Middelkerke.

La Sarcelle verzamelde inlichtingen aangaande de Atlantik Wall, troepenbewegingen, vliegvelden e.d. en recupereerde wapens die vervolgens opgeslagen werden te Brugge en te Veldegem. De groep maakte zich ook zeer verdienstelijk door het verbergen van neergeschoten Britse vliegeniers, die dan op ontsnappingsroutes naar Groot-Brittannië via Spanje werden geplaatst. Tijdens sabotage-opdrachten droegen zij meestal een speciale armband.

Op 2 januari 1941 bood Leopold Jacquemin in zijn hoedanigheid van secretaris van het Nationaal Legioen, Afdeling Brugge, zijn goede diensten aan de burgemeester aan om inzamelingen te houden of iets anders te doen ten voordele van "Winterhulp", een organisatie die weliswaar feitelijk van het Duitse "Winterhilfe" was gekopieerd, maar toch zeer nuttig werk leverde.

De Gestapo verrichtte in september 1941 een huiszoeking bij Leopold Jacquemin en andere leiders. Zij werden opgepakt en gevangen gehouden te Brugge maar werden uiteindelijk toch op 13 oktober weer vrijgelaten wegens gebrek aan bewijzen. Inmiddels saboteerde La Sarcelle belangrijke elektrische leidingen te Sijsele.

Meester-spion Prosper Dezitter die voor de Duitse Abwehr (contraspionage) werkte en tijdens de oorlog talrijke verzetslieden had laten aanhouden, kreeg van zijn opdrachtgevers het bevel zich in La Sarcelle te infiltreren.Zoals hij dikwijls deed, en omdat hij perfect Engels sprak, gaf hij zich uit voor een agent van de Britse Intelligence Service. Hij kon Leopold Jacquemin overhalen om plannen van de Duitse verdedigingswerken aan de kust door zijn koerier Marcel Mechiels naar Brussel te laten overbrengen. Deze liep in de val, waarna ook Leopold Jacquemin op 24 juni 1942 voor de tweede keer werd aangehouden.

Beiden verschenen op 19 augustus 1942 voor het "Untersuchungsgericht" te Brugge en werden als politiek gevangenen naar Duitsland gestuurd. Zij werden op 10 december 1943 in Bochum ter dood veroordeeld en op op 27 januari 1944 in de gevangenis van Dortmund onthoofd, wat toen in Duitsland de gebruikelijke executiemethode was. Na crematie werd hun as in lege granaathulzen overgebracht en begraven. De goed bijgehouden administratie van de gevangenis liet na de oorlog toe de stoffelijke resten van beide verzetsstrijders met zekerheid te identificeren en terug naar België over te brengen.

De echtgenote van Leopold Jacquemin kon pas na de bevrijding op de hoogte gebracht worden van de executie van haar man. De korte brieven die zij via het Rode Kruis tijdens de oorlog naar Brugge stuurde werden door de familie van Leopold beantwoord alsof hij het was die tekende. Gezien er aan zijn benarde situatie toch niets te veranderen was, oordeelden zij dat het onnodig was haar nutteloos te verontrusten. Zij hertrouwde enkele jaren later met een weduwnaar.

In april 1946 werden de twee weerstanders plechtig met volle militaire en civiele eer te Oostende ten grave gedragen: militaire muziekkapel, erewacht van oud-verzetsstrijders, scouts (Marcel Mechiels was scoutsleider), politie, burgemeester en schepenen, geestelijke overheden e.a. De urnen werden geplaatst in het heldenmonument op het kerkhof van de Stuiverstraat te Oostende.

De collaborateur Prosper Dezitter, die verantwoordelijk was voor de dood van Leopold Jacquemin, Marcel Mechiels en vele anderen, werd voor hoogverraad ter dood veroordeeld en op 17 september 1948 in de Rijkswachtkazerne van Elsene gefusilleerd. Te vermelden valt dat een grote menigte de executie bijwoonde, hetgeen eerder ongewoon was, en erop wijst dat velen sterke wrokgevoelens tegen hem koesterden.

Bronnen
- PYLYSER, J.-M. (1995 en 1998) : Kustvolk in de vuurlijn - delen 1 en 2, Uitg. Trends, Middelkerke
- SCHEPENS, L. (1985) : Brugge bezet, Uitg. Lannoo, Tielt
- VERBEKE, D. (1998) : De gewetenloze spion Prosper Dezitter, Uitg. De Klaproos, Koksijde
- Eigen herinneringen en deze van familie

(c) Wilfried Vyncke. Gebruik van deze tekst toegestaan mits bronvermelding en kennisgeving aan Archief.