Mireille De Schacht over S.E.O.-mamzel Irene Vanhoutte
Ik zou jullie graag een verhaal willen vertellen over mijn moeder Irene Vanhoutte, die tijdens de periode 1935-1945 in de S.E.O. (afdeling koeken en wijn) werkte.
Het is een verhaal waarbij ik als kind geboeid zat te luisteren en hoewel ik de inhoud reeds kende, zoals bij een sprookje, moest mijn moeder het toch steeds opnieuw vertellen.
Hier komt haar verhaal:
Het was tijdens de oorlog; de afdeling wijn en koeken had tijdens deze periode wat minder werk. En wat doe je als jonge dames op zo’n moment… wel ja, grappen uithalen natuurlijk!
Opeens kwam iemand met een lumineus idee! “Wie van ons kan door het loket kruipen?”
(Je moet je voorstellen hoe zo’n ding eruit ziet; een logge houten lessenaar van ongeveer 1 meter hoog met daarop een glazen kast. In die glazen kast was er een opening waarachter de “caissière” op een hoge stoel zat. Zij moest de prijs van de gekochte goederen in het borderel schrijven en de klanten betaalden…) Het voorstel werd enthousiast onthaald en één voor één probeerden we door de loketopening te kruipen. Bij de ene “mamzel” ging het wat makkelijker dan bij de andere, maar niemand raakte er door.
Toen was het mijn beurt. Ik was de tengerste van de groep en was er vast van overtuigd dat ik het wel zou kunnen! Mijn hoofd, dat ging makkelijk. Maar met mijn schouders moest ik al wat meer wringen.
Iedereen stond me luid aan te moedigen: “allez, Irene, nog een duwtje!” Oef! Mijn schouders waren door het loket. Ik lag plat op mijn buik, mijn benen hoog in de lucht. Nu kwam het moment dat mijn vriendinnen me moesten helpen door me aan de andere kant uit het loket te trekken. Maar… niemand reageerde. Er hing een ijzige stilte in de winkel; het gelach en het gejoel was verstomd. Met veel moeite kon ik mijn hoofd draaien en wat zag ik: een van de beheerders stond midden in de winkel. Mijn vriendinnen stokstijf en met angst in de ogen durfden ze niets meer doen. En ik, ik lag daar te spartelen… plat op mijn buik bovenop de lessenaar. Van de spanning kon ik vooruit noch achteruit.
“Wat gebeurt er hier?” riep de beheerder “jullie horen nog van mij!” en ging weg.
De rest van de dag zijn we al bibberend doorgekomen. De pret was er af. Maar hoe later het werd, hoe banger we werden. Allerlei gedachten spookten door ons hoofd. Sommigen begonnen te wenen uit schrik hun baan te verliezen. Maar bij mij was de ramp het ergst… wat zouden ze thuis zeggen?
Waarschijnlijk had de beheerder toch een goed karakter en heeft hij achteraf ook met de doldwaze grap van een groep jonge dames moeten lachen.
Want: Nooit hebben we er nog iets van gehoord!
(c) Mireille De Schacht. Gebruik van deze tekst toegestaan mits bronvermelding en kennisgeving aan Archief.
Het is een verhaal waarbij ik als kind geboeid zat te luisteren en hoewel ik de inhoud reeds kende, zoals bij een sprookje, moest mijn moeder het toch steeds opnieuw vertellen.
Hier komt haar verhaal:
Het was tijdens de oorlog; de afdeling wijn en koeken had tijdens deze periode wat minder werk. En wat doe je als jonge dames op zo’n moment… wel ja, grappen uithalen natuurlijk!
Opeens kwam iemand met een lumineus idee! “Wie van ons kan door het loket kruipen?”
(Je moet je voorstellen hoe zo’n ding eruit ziet; een logge houten lessenaar van ongeveer 1 meter hoog met daarop een glazen kast. In die glazen kast was er een opening waarachter de “caissière” op een hoge stoel zat. Zij moest de prijs van de gekochte goederen in het borderel schrijven en de klanten betaalden…) Het voorstel werd enthousiast onthaald en één voor één probeerden we door de loketopening te kruipen. Bij de ene “mamzel” ging het wat makkelijker dan bij de andere, maar niemand raakte er door.
Toen was het mijn beurt. Ik was de tengerste van de groep en was er vast van overtuigd dat ik het wel zou kunnen! Mijn hoofd, dat ging makkelijk. Maar met mijn schouders moest ik al wat meer wringen.
Iedereen stond me luid aan te moedigen: “allez, Irene, nog een duwtje!” Oef! Mijn schouders waren door het loket. Ik lag plat op mijn buik, mijn benen hoog in de lucht. Nu kwam het moment dat mijn vriendinnen me moesten helpen door me aan de andere kant uit het loket te trekken. Maar… niemand reageerde. Er hing een ijzige stilte in de winkel; het gelach en het gejoel was verstomd. Met veel moeite kon ik mijn hoofd draaien en wat zag ik: een van de beheerders stond midden in de winkel. Mijn vriendinnen stokstijf en met angst in de ogen durfden ze niets meer doen. En ik, ik lag daar te spartelen… plat op mijn buik bovenop de lessenaar. Van de spanning kon ik vooruit noch achteruit.
“Wat gebeurt er hier?” riep de beheerder “jullie horen nog van mij!” en ging weg.
De rest van de dag zijn we al bibberend doorgekomen. De pret was er af. Maar hoe later het werd, hoe banger we werden. Allerlei gedachten spookten door ons hoofd. Sommigen begonnen te wenen uit schrik hun baan te verliezen. Maar bij mij was de ramp het ergst… wat zouden ze thuis zeggen?
Waarschijnlijk had de beheerder toch een goed karakter en heeft hij achteraf ook met de doldwaze grap van een groep jonge dames moeten lachen.
Want: Nooit hebben we er nog iets van gehoord!
(c) Mireille De Schacht. Gebruik van deze tekst toegestaan mits bronvermelding en kennisgeving aan Archief.